OUDEREN VERTELLEN OVER VROEGER - deel 2 Uit de loop der tijden. Herinneringen aan de tweede wereldoorlog in de Zijpe J. Mulder-Bommer Krijgsgevangenen over de vloer Elke avond kwamen er 10 a 12 bij ons op bezoek. Geen avond waren we meer vrij. Dat ze huiselijkheid zochten daar hadden we wel begrip voor. Die jonge kerels die al jaren geleden hun land hadden moeten verlaten en die niet wisten of hun familie nog leefde. Ook wilden ze de Hollandse taal leren. Maar elke avond een kamer vol krijgsgevangenen werden we goed zat, maar hoe moest je dat zeggen? Ze verstonden geen woord Hollands, maar daar wist mijn man raad op. 's Avonds kwam er weer een groep binnen. Ze gaven ons een hand en zeiden "kameraad". Nu gaf mijn man geen hand terug en keek stuurs voor zich uit. Binnen een uur waren ze weg en er kwam voortaan 's avonds geen bezoek meer. Wel kwamen ze overdag bij ons binnen. Ze bleven nooit voor de deur, waar ook nog een klompenhosje was, staan. Meestal kwamen ze vragen of ik ze met het een of ander kon helpen. 1k deed wat mogelijk was. Hollandse woordjes begonnen ze intussen aardig te leren. Zo was er ook een die een paar keer in de week kwam voor een praatje, maar daar zat meer achter... Toen hij zijn hand op mijn schouder legde, zei ik dat hij van mij af moest blijven. Hij zei: "ik niet verstaan", "nou", zei ik: "je weet best wat ik bedoel". De volgende keer deed hij heel aardig en pakte me bij de arm. Toen begon ik te dreigen. "Van me afblijven" snauwde ik, "anders ga ik naar de Veldwebel". Daar waren ze als de dood voor, want als ze iets verkeerds deden gingen ze dertig dagen in de cel op water en brood, met een emmer in de hoek. Zo had ik een goede stok achter de deur en nadien kwam hij niet meer terug. Vrouwen van lichte zeden Er kwamen twee vrouwen van lichte zeden uit België in bejaardenhuis Buitenzorg vlakbij, waar de gevangenen heen konden. Toen had ik geen last meer van ze. Het hoofdkwartier van de Duitsers was in het buurtschap de Stolpen gevestigd en een meisje dat daar woonde hield me op de hoogte van hun doen en laten. Elke dag kwamen er Duitsers in de schuur; maar nooit in huis. Tot er op een dag een Duitse soldaat binnen stapte, die zeker een oogje op me had. Hij zei: "twee mannen, één vrouw is goed". Dan zou hij sigaretten voor mijn man meenemen. Nou hij was goed aan het verkeerde kantoor; wat ik hem ook duidelijk zei en hij was weer gauw vertrokken. Derde kind Het gebeurde een keer dat er Engelse vliegtuigen over vlogen, die op de Duitsers begonnen te schieten. Die wisten niet hoe gauw ze in hun schuilkelders moesten vluchten, maar niemand werd geraakt. Sommige mensen snapten niet dat wij daar nog durfden wonen, maar wat moest je met twee kleine kinderen en de derde op komst? De winter van '43-'44 kwamen we goed door en ons derde kind werd geboren op 6 februari 1944. Een gezonde dochter van negen pond. In de zomer van 1944 echter werd de levenstoestand al nijpender. Mijn man nam ontslag bij Philippo; hij kon werk krijgen bij de dorskast in Wieringerwaard, waar hij meer verdiende en van elke graanboer na afloop een zakje tarwe mee naar huis kreeg. Zo kon hij zorgen dat vrouw en kinderen geen honger leden. Ondertussen was het elektrisch afgesloten en werd de brandstof steeds schaarser. Palen als brandstof Achter de barakken op het land van boer Boots stonden palen in de grond, om het landen van Engelse vliegtuigen tegen te gaan. Als het flink mistig en donker was, zaagde mijn man er een paal af en sleepte die tussen de barakken door naar huis. Daar zaagde hij hem aan moten en borg die op in het lege kippenhok. Tussen het huis en de schuur was een hoge schutting met een deur er in, waar de Duitsers nooit kwamen. De gevangenen deden of ze niets zagen. Toch hield ik mijn hart vast, want het was tenslotte sabotage en ik was blij als hij weer terug was. 6

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2001 | | pagina 8