eerst naar voren moesten worden geduwd om de anderen op de juiste plaats te kunnen trekken. Deze handelingen vergden altijd wel zo'n vijf minuten en betekende voor ons steeds een kleine rustpauze welke door Rozendaal met nog enkele minuten werd aangevuld waarna hij een seintje gaf om te roepen: "zullen we weer beginnen mannen?". Meestal moest twee keer per week een kleine lengte van de rails worden verplaatst om dichter bij het af te graven zand te komen. Evenals de locomotief waren ook de rails van een lichtere uitvoering en zaten vastgeklonken aan de dwarsliggers. Voor dit verplaatsen was geen tractor beschikbaar en moest met de hand gebeuren. We krijgen allen een ronde ijzeren staaf van anderhalve meter lengte als materiaal plus de instructies van onze ploegbaas op welke manier het moest gebeuren: met een halve meter tussenruimte naast elkaar gaan staan, het einde van de staaf in een licht gebogen houding, zo'n twintig centimeter onder de rails doorsteken en bij zijn commando deze een klein stukje omhoog en tevens iets duwen. Het was hierbij merkbaar of beter gezegd hoorbaar dat hij als sergeant bij de Nederlandse landmacht dienst had gedaan, zijn commando was luid en duidelijk: hééééé- joep!!! De lange uitroep bedoelt om met de stang onder de rails houvast te krijgen, bij het kort gegeven "Joep" direct met je lichaam even omhoog waardoor de rails een stukje naar voren zouden schuiven. Het was te vergelijken met de starter bij een korte baanwedstrijd, klaaar-af, 's winters op Hoewel niet eenvoudig, kwam alles toch stukje beetje op de noodzakelijke plaats terecht en werden wij bij elkaar geroepen door Rozendaal, voor een overigens niet in dagelijkse gebruikelijke pauze naar de schaftkeet te komen voor een extra kop koffie. Bij dergelijk werkzaamheden waarbij zijn mensen bijzondere arbeid moesten verrichten wist hij dit altijd te waarderen. Voor enkelen was de arbeid in het Hargerzandgat reeds na de eerste week te zwaar gebleken en ruilden daardoor de kiepkarren maar weer voor hun kruiwagens in Schoorl. Ook daarna verschenen er regelmatig andere mensen om de open gevallen plaatsen in te nemen bij de inmiddels als "gouden ploeg" bekend staande zandwerkers, dit naar aanleiding van de wekelijkse vier gulden extra in het loonzakje. Vele jaren later heb ik tijdens een rondreis van enkele dagen door ons land naast het oprijpad van een boerderij in de provincie Drenthe nog eens zo'n kiepkar gezien van precies dezelfde afmetingen. Het leek er op of de firma naam Orenstein Koppel met de voor mij bekende grote witte letters er pas gisteren waren opgeschilderd en hebben we de auto aan de kant van de weg geparkeerd. De bewoners hadden ons kennelijk zien komen en de boer kwam vragen waarom wij interesse toonden voor zijn inmiddels antiek geworden vervoermiddel voor hoofdzakelijk zand en grind. Na enige uitleg hebben we kennis gemaakt met dit echtpaar en bij een kop koffie en een dikke plak cake (met boter) gezellig zitten praten over vroegere tijden. Hij had in de slechte dertiger jaren ruim een jaar gewerkt aan een nieuw te graven kanaal waarbij ook dit materiaal werd gebruikt en de karren werden weggetrokken door aan beide kanten van de rails twee Belgische paarden bekend door hun forse bouw en grote trekkracht. Ook hier waren de lonen zeer laag en zelfs bij regen moest er worden doorgewerkt, ledereen had hiervoor wel een oude lange jas op het werk meegebracht en werd er zolang mogelijk doorgewerkt tot het moment dat de ploegbaas zou affluiten. Later had hij op een verkoopdag van de domeinen waarbij ook enkele kiepkarren stonden er een voor weinig geld gekocht om de herinnering levendig te houden aan de bizarre leefomstandigheden in die jaren. Wil Siewertsen. Zand lossen in schuit 18

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2001 | | pagina 20