toegetakeld dat ze geen been meer hadden om op te staan en ze werden vervoerd naar een Duits hospitaal in Heiloo". Weer naar 't Zand Wat was ik blij en dankbaar dat er ook nette soldaten bij waren, die het voor ons opnamen, anders had ik het nog niet geweten. Toen mijn buurvrouw het hoorde, durfde ze niet meer bij mij te slapen. Zelf werd ik ook bang en ik besefte dat ik er niet meer kon blijven wonen. Het was niet meer verantwoord, maar waar moest ik heen? 1k zag me al aankomen met drie kleine kinderen. Maar altijd als je denkt het gaat niet meer, is er in de verte een lichtpuntje. Zo ook voor mij. Want toen mijn zuster Bet en Arie het hoorden, boden ze me aan om weer bij hen te komen. Ik was erg blij dat ik tussen de soldaten vandaan kon. Voor de tweede maal ging ik bij Bet en Arie over huis, maar nu met drie kleine kinderen. In die zelfde week nog hebben zij me verhuisd, naar 't Zand. Het begon er naar uit te zien dat de oorlog ten einde liep en ik ging het nieuwe jaar 1945 in met de hoop dat mijn man spoedig thuis zou komen. Toen ik weer verhuisde naar 't Zand, werd mijn inboedel opgeslagen bij mijn familieleden Dirk Smit en Bets Mulder. Geen brief... Ik was een paar weken bij mijn zuster toen wij hoorden dat alle families in de Stolpen een brief hadden ontvangen van hun mannen in Duitsland. De brieven waren in Utrecht gestempeld, maar voor mij was er geen brief aangekomen. Dat was erg vreemd. Maar de gedachte dat mijn man misschien was omgekomen, kwam niet bij me op. Vanaf de dag dat hij weg was had ik alle dagen tot St. Jozef gebeden, dat hij behouden en wel thuis mocht komen. Daar had ik zo'n vertrouwen in, omdat St. Jozef ook de vader van het huisgezin is. Mijn zuster bleek wel gedacht te hebben dat hij misschien niet meer terug zou komen, maar ze durfde zich niet te uiten. Twee maanden later kwam er een brief van het Rode Kruis, die voor mij bestemd was. Mijn zuster gaf me die brief, ging bij de tafel zitten en begon verdrietig te huilen. Zou het nou toch een slecht bericht wezen, dacht ik, maar dat ik de brief openmaakte, begon ik te huilen van blijdschap. Het was de verloren brief van mijn man, die door het Rode Kruis was nagezonden. Vandaar de stempels op de envelop. Later hoorde ik van mijn man dat er bij hen een Duitse soldaat was die naar Holland ging en bereid was de brieven in Holland op de post te doen. IJstent? In maart 1945 zag het er naar uit dat de oorlog spoedig zou eindigen; alle Duitse soldaten waren al vertrokken uit Callantsoog. De mensen die uit dat dorp geëvacueerd waren keerden weer terug naar hun eigen woning. Ik kon de ijstent, die als woning ingericht was, huren, die achter een boerderij stond aan de Rijksweg. Ik wilde graag op mezelf zijn als mijn man thuis kwam. M'n zuster had twee kinderen en het was dus af en toe bekvechten om het speelgoed dat er was. Als de een er mee speelde, wilde de ander het ook, dat heb je met kinderen. En ik dacht bij mij mezelf: wegwezen voor 't mooie er af is, nu heb ik een kans! Toen ik bij die ijstent ging kijken leek het me wel wat, ondanks dat de kalveren er omheen liepen. Toen ik wegging en het hek sloot, kwam de boerin naar me toe en kreeg ik te horen wat ik wel en niet mocht doen. Je moest bij hen over het erf en op de WC die buiten stond. Ik voelde dat ze me niet dulden met de kinderen en dacht: hier moet ik ook niet wezen. Het huilen stond me nader dan het lachen en die nacht kon ik er niet van slapen. Terug naar het ouderlijk huis De volgende dag ging ik naar m'n ouders en vertelde hoe het er voorstond. Zonder omwegen zei mijn moeder: "kom maar bij ons, jullie kunnen er nog wel bij en wacht maar hier op Piet". Wat was ik blij en opgelucht. Bet en Arie namen het heel goed op, voor hen was het ook geen pretje als je zelf twee kleine kinderen hebt en dan nog een zus met drie kleintjes erbij. Voor de zesde keer sinds het begin van de oorlog ging ik weer verhuizen. Nu, in maart 1945, naar Kerkebuurt (Tuitjenhom) om over huis te gaan bij mijn vader en moeder. Mijn vier broers en m'n jongste zuster Afie waren ook nog thuis. En er was nog een meisje uit Amsterdam, vanwege de hongerwinter. We waren dus met 12 personen in het kleine huisje, maar 't ging. 9

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2001 | | pagina 11