Toen ik buiten kwam stonden de Duitsers in de lucht te schieten en vluchtten alle mensen weg. Mijn man gooide de fiets in mijn richting en met een rotgang kon ik hem nog net de pan aanreiken. Er kwam een Duitser op hem af, dus we konden geen afscheid meer nemen. De luiken werden gesloten en de schuiten gingen van wal. Daar stond ik, er was geen mens meer te zien. Ik liep de huizen langs, steeds roepend: "Alie, waar zit je?" ik vond haar achter een bakkerij, nog trillend op haar benen. Voor we weer terug gingen moest ik nog even kijken, waar ik de pan vandaan had gehaald. Dat bleek bij de notaris, ik schrok er van. Een week later heb ik de mevrouw tarwe gebracht, waar ze heel blij mee was. Amsterdam De rijnaken gingen naar Amsterdam, daar werden de mannen in grote loodsen ondergebracht aan de Surinamekade. Uit alle delen van Nederland kwamen ze aan; ze hebben er een week gezeten. Zaterdags voor Kerst ben ik daar met nog een paar vrouwen naar toe gegaan. Maar we werden met meer toegelaten, want ze maakten voorbereidingen om de volgende dag naar Duitsland te vertrekken. Dat zei ons de portier. Daags voor Kerstmis gingen ze in de grote rijnaken, opgepakt als haringen in een ton, over het IJsselmeer naar Kampen. Daar vandaan moesten ze met de trein naar Duitsland. Stille Nacht Honderden mannen stonden daar op de trein te wachten, die maar niet kwam. Er waren ook artiesten en zangers bij, die het lied 'Stille Nacht' inzetten. Velen zongen mee en het was zeer indrukwekkend en emotioneel, zo vertelde mijn man later. Toen ze na lang wachten eindelijk toch in de trein zaten, werd die bij Wierden door de Engelsen beschoten; door de consternatie wisten er een paar te vluchten. Er vielen geen doden, wel enkele gewonden, die naar ziekenhuizen gebracht werden. Een paar dagen later konden die weer naar huis. Om niet in handen van de Duitsers te vallen, verlieten ze het ziekenhuis door de achterdeur. Onthaald Mijn man en anderen kwamen in een leegstaande fabriek terecht, waar ze onthaald werden door de burgerbevolking. De mannen waren verbaasd toen er grote pannen soep, warm eten en van alles en nog wat aan kwam. Ook kregen ze warme kleding en kwamen er kappers om ze te scheren. Geweldig zoals die mensen zorgden dat het een mooie Kerstmis werd. Ondanks de beschieting kunnen ze met grote dankbaarheid aan de Wierdense bevolking terug denken. Vervolgens werden de mannen naar Hagen-Haspe in Duitsland vervoerd. Daar werden ze in een school ondergebracht, voortaan hun vaste woonplaats. Ze werden te werk gesteld aan de spoorlijnen. Af en toe kwam er op de een of andere manier een berichtje door dat ze het goed maakten. Priester Mijn buurvrouw kwam bij mij slapen, want haar man was ook weg en zo hadden we nog wat gezelschap aan elkaar. Van de gemeente kregen we f 27 per week uitgekeerd, zodat ik geen financiële zorgen had. Elke week was er een krijgsgevangene aan de deur; die de zaag wilde lenen. Het was een priester; maar van welk geloof weet ik niet. Hij bleef altijd netjes in het klompenhosje staan en zei alleen: "zaag" en als hij die terugbracht: "dank". Dat was alles wat hij zei. Toen mijn man weg was, naar Duitsland, kwam hij weer om de zaag. Ik gaf hem die, maar hij bleef staan en ik merkte dat hij naar woorden zocht. Hij vroeg me: "man weg?" "Ja", zei ik. "Eten genoeg, kolen genoeg?" "Ja" zei ik nogmaals. Het duurde even voor hij zei: "niks genoeg zeggen" en wees met zijn vinger op zijn borst. De eerste kerstdag kwam 's morgens het buurmeisje en ze zei: "Buurvrouw, er liggen hier twee lange balken onder het kamerraam, zullen wij die achter het huis leggen, anders worden ze misschien nog gestolen". Ik dacht meteen, 't zal mij niets verwonderen als die priester ze daar heeft neergelegd als een kerstcadeau en om mij op die manier te laten weten dat ik hem kon vertrouwen. Een paar dagen later kwam het meisje weer en vertelde me: "er is vannacht een grote vechtpartij geweest onder de Duitse soldaten. Twee soldaten wilden naar jullie toegaan, want die vrouwen zouden wel gebrek hebben aan een man. Maar anderen wilden niet dat ze jullie lastig vielen. Ze hebben ze zo 8

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2001 | | pagina 10