Wonen aan de Stolpen We hadden hier alle ruimte om het huis, het was naar onze zin en spoedig raakte ik in blijde verwachting. Maar de oorlogsellende nam steeds meer toe en veel levensmiddelen raakten op de bon. Ook de radio moest je inleveren, want je mocht niet naar de Engelse zender luisteren. We kregen een strenge winter, die duurde van 14 december 1940 tot 7 februari 1941. Er was geen werk meer en mijn man kwam in de steun. Je moest iedere cent omdraaien voor je hem uitgaf. Met maart was de vorst uit de grond, m'n man kon weer aan het werk. Toen ook kreeg mijn broer Herman werk bij een boer in Callantsoog. Hij kwam bij ons in de kost. Vliegtuig stort neer Op een avond, net nadat we naar bed waren gegaan, kwam broer Herman met een vaart naar beneden en riep verschrikt: "er komt een brandend vliegtuig regelrecht hier op aan, de hele zolder is hel verlicht" We sprongen het bed uit, maar gelukkig zeilde het vliegtuig over ons heen. Door het slaapkamerraam zagen we hem in het duin bij het Zwanenwater neerstorten. We hoorden dat er drie Engelsen waren omgekomen en twee Engelsen op hun vlucht waren gepakt. Callantsoog was al bezet door de Duitsers en dus waren ze in het hol van de leeuw terechtgekomen. Fabriekje Op 31 juli 1941 werden we verblijd met de geboorte van een flinke zoon; mijn broer Herman ging bij zus Bet in 't Zand in de kost. Weer kregen we een strenge winter, die duurde van 6 januari tot 13 maart 1942. Maar we kwamen die winter goed door. 1k had veel groente uit de tuin ingemaakt, van aardappelen maakten we aardappelmeel en van suikerbieten stroop. Bij een boer haalden we alle dagen verse melk, waar ik boter van karnde in een tweeliter weckpot. In een aardewerk bloempot maakte ik kaas. Ook bakte ik zelf brood en ons huis leek zo wel een klein fabriekje. Intussen was ik weer in verwachting en op 2 november 1942 werden we verblijd met een gezonde dochter. In de zomer van 1943 werden er huizen gevorderd door de Duitsers, maar ons huis vonden ze te oud en er was geen waterleiding. We mochten er blijven, maar het schuurtje naast het huis namen ze wel in beslag. De hele omgeving werd tot spergebied verklaard. De Bosweg naar 't Zand werd afgesloten en je moest met je fiets onder je arm achter het prikkeldraad om, langs de sloot om naar de kerk te kunnen. Barakken Achter het huis werden drie grote barakken gebouwd; daar kwamen 140 krijgsgevangenen uit Brits-lndië [er zaten ook Mongolen, in ieder geval Russen]. Tegenover ons werd een barak gebouwd, waar de krijgsgevangenen zich konden douchen. Van de Veldwebel mochten wij er water halen als de regenbak leeg was. Anders moesten we daarvoor naar de bollenschuur, die veel verder stond, 't Was altijd een heel gesjouw. In die doucheruimte waren twaalf kranen en een gewone kraan waar ik de was en de luiers spoelde. Een afscheiding voor het douchen was er niet en de mannen stonden er open en bloot onder. Alle dagen waren er wel een aantal bezig, maar daar stoorde ik mij niet aan. Dag en nacht liepen er twee soldaten op wacht langs de weg. Je mocht 's avonds na acht uur niet op straat. Ook moest je alle ramen verduisteren; er mocht geen streepje licht doorheen schijnen. Wij kwamen dus midden tussen de soldaten te wonen en het was gedaan met onze rust en vrijheid. (Wordt vervolgd) 28

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2001 | | pagina 30