benoemd door de koning, ook nu weer op voordracht van de heer, én was lid van de gemeenteraad.
De assessoren werden benoemd door de commissaris van de koning, uit leden van de raad die op
hun beurt werden benoemd door de Staten, eveneens op voordracht door de heer.
Bij het van kracht worden van de Gemeentewet van 1851 werd het heerlijke recht betreffende
voordracht van personen in openbare betrekkingen afgeschaft. Deze wet, als gevolg van de
grondwetsherziening van 1848 tot stand gebracht, hield meer veranderingen in in de organisatie van
het gemeentebestuur. Nu was het immers mogelijk geworden dat de burgers hun stem konden laten
horen. De raadsleden moesten periodiek aftreden en werden gekozen door middel van rechtstreekse
verkiezingen. De benoeming van de burgemeester bleef voorbehouden aan de koning. De titel
assessor werd vervangen door die van wethouder. De wethouders werden vanaf die tijd door de raad
uit zijn midden gekozen. De Gemeentewet van 1851 is nadien vele malen gewijzigd, de samenstelling
van het gemeentebestuur en haar rechten en plichten bleven grotendeels onveranderd.
'De Eigenaren der Heerlijkheden worden,....'.
Bij het Regionaal Archief te Alkmaar wordt het archief van de oude gemeente Haringcarspel
zorgvuldig bewaard. Het is jammer dat er van de periode voor 1825 weinig is terug te vinden. Wel is er
in het Rijksarchief in Noord-Holland te Haarlem nog het archief van de heerlijkheid Heerenkerspel of
Haringcarspel van het tijdvak 1421-1889, maar dat beslaat slechts veertig centimeter en is niet
volledig.
Gelukkig zijn de notulenboeken van Haringcarspel vanaf de installatie van de gemeenteraad nieuwe
vorm wel bewaard gebleven en in de eerste notulen van 21 november 1825 lezen we dat de schout
van Haringcarspel, mede namens de koning, eervol werd ontslagen en dat de nieuw benoemde
burgemeester zijn functie, na het aftreden van de schout, direct moest aanvaarden en dat hij de
gemeente diende te besturen volgens de nieuwe richtlijnen. Verder lezen we: 'de tegenwoordig
aanwezende leden van de raad in die kwaliteit op nieuw te benoemen, met last op den Burgemeester
der Gemeente, dezelve dadelijk na de ontbinding van het oude bestuur, te installeren en te beëdigen
Er was bepaald dat bij een inwoneraantal van 2.000 of meer, de gemeenteraad zou bestaan uit negen
leden. Waren er minder inwoners dan konden zeven personen het raadswerk wei af. In beide gevallen
maakte de burgemeester deel uit van de raad. Zittende gemeenteontvangers werden herbenoemd.
'Ten einde in de Vacaturen te voorzien, welke door deze organisatie in sommige Gemeentebesturen
zullen ontstaan, worden de Eigenaren der Heerlijkheden en Gemeentebesturen, die zulks zouden
mogen concerneren uitgenodigd binnen veertien dagen de noodige Voordragten ter vervulling,
volgens de bepalingen der nieuwe Reglementen alhier in te zenden.' Van het aftreden van het oude
bestuur en de installatie van het nieuwe bestuur werd een behoorlijk proces-verbaal opgemaakt. In die
Gemeente alwaar de raad niet volledig is, zal de loting wegens de periodieke aftreding plaatshebben
in de eerste vergadering na de benoeming en daarvan alsdan een behoorlijken staat worden
ingezonden'. De raad van de gemeente Haringcarspel was niet volledig. Jan Groot werd enige tijd later
als het zevende lid geïnstalleerd. Het rooster van aftreden was als volgt: 'Op 2 januari 1828: Cornelis
Bos 1e assessor; Ariën Swager lid van den Raad. Op 2 januari 1830: Ariën Boogaart 2e assessor,
Pieter Francis lid van den Raad.. Op 2 Januari 1832: Theunis Waag meester Burgemeester; Heertje
Kooy en, Jan Groot leden van den Raad.'
Geld, de eerste zorg.
Er moest door de nieuwe raad van de gemeente Haringcarspel flink wat werk worden verzet. Aan het
einde van de week, zaterdag 3 december, kwam men alweer in vergadering bijeen. Voordat van het
jaar 1825 afscheid kon worden genomen, vonden er nog twee raadsvergaderingen plaats en wel op 7
en 28 december. Op eerstgenoemde datum werd er gesproken over het rapport van de commissie die
was belast met het onderzoek omtrent het saldo van de oude verpondingen en het gebruik van die
penningen. Er bleek een bedrag van f 1.000 aan contanten te zijn. Van 24 percelen onroerend goed
21