SCHOUT, MAI RE, BURGEMEESTER Door: Arnold Lantman Maandag 21 november 1825 vond in het raadhuis van de gemeente Haringcarspel, dat toen in Kerkbuurt stond, de installatie plaats van de gemeenteraad andere stijl. Theunis Waagmeester was door koning Willem I tot burgemeester benoemd en vervulde tevens de rol van secretaris. Door de 'Commissaris des konings' werden Ariën Boogaart en Cornelis Bos aangesteld als assessoren, raadsleden die we nu wethouders noemen. Andere leden van de raad waren Pieter Francis, Ariën Swager en Heertje Kooij, een herenboer die in Waarland woonde. Enige tijd later werd Jan Groot het zevende raadslid van Haringcarspel. De gemeenteraad bestaat eind dit jaar 175 jaar. Dit verhaal gaat over de veranderingen na de Franse overheersing en enkele andere memorabele zaken van deze gemeente. Einde aan de Franse overheersing. Harenkarspel, vroeger ook wel geschreven als Heerenkerspel of Haringcarspel, bestaat als bestuurlijke eenheid al sinds de Middeleeuwen. In een oorkonde uit 1421 wordt Heerenkerspel, dat oorspronkelijk deel uitmaakte van de heerlijkheid Warmenhuizen, voor het eerst als afzonderlijke heerlijkheid aangeduid. Jan-ll van Egmond, die de bijnaam 'Jan met de bellen' had, was toen ook heer van Heerenkerspel. Hij bezat de heerlijkheid van 1409 tot 1451. Bij de Staatsregeling (de eerste grondwet) van mei 1798 werd het grondgebied van de Bataafse Republiek verdeeld in departementen, ringen en gemeenten. Voor het vaststellen van de gemeentegrenzen ging men uit van de bestaande dorpen en steden. De gemeente Haringcarspel behoorde tot het Departement Texel. De oude heerlijkheden met de daarbij behorende rechten werden vervallen verklaard. De gemeenteraad werd gekozen door de stemgerechtigde burgers uit de gemeente. De leden van de raad benoemden uit hun midden een voorzitter die als schout fungeerde. Het departementaal bestuur moest met het gekozen bestuur wél akkoord gaan. Jaarlijks trad een derde deel van het gemeentebestuur af. Nadat ons land in 1810 bij Frankrijk was ingelijfd, veranderde er het een en ander. Nederland werd door Frans bevel opgedeeld in departementen, arrondissementen en gemeenten. De gemeente Haringcarspel behoorde vanaf dat moment tot het 'Département du Zuiderzee'. In een gemeente stond vanaf dat moment de 'maire' aan het hoofd. Hij, de adjunct-maire en de leden van de zogenoemde municipale raad werden benoemd door de perfect, het hoofd van het 'département'., De raadsleden kozen uit hun midden een gemeentesecretaris. In die tijd werd op bevel van de Franse keizer Napoleon de burgerlijke stand en het bevolkingsregister ingevoerd. Met het einde van de Franse overheersing kwamen er opnieuw veranderingen in het bestel. Bij Koninklijk Besluit In 1814 werden de zogenoemde 'heerlijke rechten' gedeeltelijk hersteld en kreeg de heer o.a. het recht van voordracht voor de bestuurders van de gemeenten. Bij Koninklijk Besluit van 9 oktober 1816 werd het 'Reglement van bestuur voor het platteland der provincie Holland' vastgesteld. Hierin werd onder meer bepaald dat aan het hoofd van de gemeente weer een schout kwam, die, op voordracht van de heer, door de koning werd benoemd. Een gemeenteraad op het platteland zou bestaan uit drie tot zeven personen Veranderingen in het bestuurlijk bestel bleven zich met de regelmaat van de klok aandienen. Het Koninklijke Besluit van 25 juli 1825 bepaalde dat het bestuur van een gemeente voortaan zou bestaan uit een burgemeester, bijgestaan door twee assessoren en een raad. De burgemeester werd 20

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2001 | | pagina 22