regenwater in de Zuiderwaard te malen en 4 sluizen gelegd tot lozing van het water bij westewind en tenslotte voor 2 overtomen gelegd tot gerief van de varende man. 12) Uit deze opsomming blijkt dat er toen alleen spuisluizen in de Oosterdijk zijn gemaakt en geen schutsluizen. Welke de 4 achtkante watermolens zijn geweest blijkt voor een deel uit de opmeting van de Oosterdijk in 1533, waar de plaats van 3 nieuwe molens wordt genoemd. Het waren de 'Zeewiiele' molen nabij Kalverdijk, de molen op het noordeinde van Oudkarspel bij de nieuwe overtoom en een molen op het zuideinde van Broek op Langedijk. De 2 nieuwe overtomen lagen op het noordeinde van Oudkarspel en bij de Breelaan in Oudorp. Van de 4 spuisluizen wordt alleen die te Broek op Langedijk genoemd. Die moet gelegen hebben op de plaats waar bij octrooi van 25 mei 1769 de eerste schutsluis van Broek op Langedijk werd gelegd. 12.ARA. Grafelijkheidsrekenkamer rekeningen inv. nr. 1221 fol. 166. In de herfst van 1534 volgde nog een nabetaling door de rentmeester van ruim 126 pond wegens oude schulden 'van 't land daar de Oosterdijk op ligt' en tevens voor aardgeld, 'hout daar de molens en overtomen van gemaakt zijn, molengeld en maalgeld.13) Nadat de nieuwe dijk klaar was volgde het jaarlijkse onderhoud. Vanwege de Keizer werd het onderhoud van zijn gedeelten jaarlijks door de rentmeester uitbesteed in parken met een lengte van 10 roeden. Het waren in totaal 73 parken gelegen in de bannen Zuid-Scharwoude, Broek op Langedijk, Sint Pancras en Oudorp. Behalve in deze dorpen vond de aankondiging van de daarvan te houden veiling plaats in Koedijk en Noord-Scharwoude. De aannemers kwamen voor het merendeel uit genoemde dorpen en zij namen de dijksvakken van 10 roeden aan voor bedragen variërend van 2Vz tot 614 pond 14) De namen en woonplaatsen van de aannemers zijn ook in de volgende jaren steeds in de rekeningen van de Vroonlanden vermeld. De Achtergeest bij Sint Pancras toch weer onder water Hoewel de meeste landgebruikers gebaat waren met het nieuwe waterbeheer, klaagden de eigenaren en pachters van de lage weilanden in de Achtergeest steen en been. De daar gelegen vennen, die voor het merendeel als hooiland werden gebruikt, kwamen nu 's winters niet meer onder water te staan zodat de hooiopbrengsten aanzienlijk verminderden. Zij stelden daarom alles in het werk om de landen gedurende de wintertijd weer te inunderen. Blijkbaar waren hun klachten terecht want reeds in 1537, dus nog geen 5 jaar nadat de nieuwe Oosterdijk gemaakt was, boekte de rentmeester van de Vroonlanden in zijn rekening als uitgave: 18

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2001 | | pagina 20