rector te Naaldwijk. "Dit trof iedereen als donderslag aan de heldere hemel" vermelden de boeken. Er
wordt met verschillende verenigingen besloten om een gezamenlijk afscheidscadeau te geven n.l. een
beker met inscriptie. Kosten voor onze vereniging f 15,20 1/2. In juli wordt voor de eerste keer
meegedaan aan het concours te Dirkshorn. De juryleden waren Hazebroek, Sam Vlessing, Gerard
Boedijn (waar is het juryrapport). Met de zenuwen en de plankenkoorts wordt een 2e prijs behaald,
iedereen was bijzonder trots. Vervolgens gingen er stemmen op om een vaandel aan te schaffen. Een
comité ging met een lijst langs de deur met het gewenste resultaat. Het vaandel wordt aangeschaft.
De overdracht was in 't patronaat en had een feestelijk karakter. De nieuwe pastoor Aurelle zegende
het vaandel in, Ook de heer J. Burger burgemeester van de gemeente sprak een woord.
SERWIELDER MOLEN
Op zoek naar de "Serwielder molen" die vroeger aan het begin van de Oosterdijk gestaan heeft en in
1910 is gesloopt kreeg de redactie een artikel in handen gedrukt door Gerard Boekei uit Dirkshorn en
geschreven door Jo Geus geboren in Koedijk.
In het artikel dat gaat over de Oosterdijk komt de molen voor onder de naam "Zeewijele molen".
Hoogstwaarschijnlijk is de naam in de loop der jaren enigszins verbasterd.
Kaartjes geven aan waar de molen, een achtkante watermolen, heeft gestaan.
De Oosterdijk van het Geestmerambacht
Deze dijk loopt vanaf de driesprong bij Kalverdijk, grotendeels ten oosten van de Langedijk, tot aan de
Hoornsevaart bij Oudorp. De Oosterdijk beschermde tot omstreeks 1635 het land van de polder
Geestmerambacht tegen het water van de toen nog onbedijkte Woudmeer, Bleekmeer en
Heerhugowaard I) en doet ook thans nog dienst als waterkering.
Verondersteld wordt dat de dijk reeds in het begin van de 13e eeuw is aangelegd of verzwaard na een
doorbraak van de zeedijk tussen Sint Maarten en Schagen. Tengevolge van die doorbraak is toen
vermoedelijk veel land verspoeld waardoor o.a. de Schagerwaard, de Woudmeerde Bleekmeer en
de Heerhugowaard zijn ontstaan of vergroot.
Zoals uit bijgaande kaart blijkt was het rond het jaar 1600 van Valkkoog tot Oterleek nog één groot
gebied van plassen en meren. Wemogen daarom aannemen dat, na de doorbraak van de zeedijk in
het begin van de 13e eeuw, de bewoners van de Langedijk de Oosterdijk hebben aangelegd om hun
gebied tegen het opdringende water te beschermen.2)
De polder Geestmerambacht
Door aanleg van de dijk was een polder ontstaan waarin de waterstand enigszins kon worden
geregeld. Bij een lage stand van het water in de Heerhugowaard kon het polderwater via enkele
sluizen worden gespuid, terwijl bij een hogere waterstand de sluizen konden worden gesloten. Toch
was deze toestand lang niet ideaal, want ten behoeve van de visserij werden de sluizen maar al te
vaak op nadelige momenten geopend waardoor dan onnodige wateroverlast ontstond.
Om aan dergelijke praktijken paal en perk te stellen werd o.a. in 1388 de visserij 'van den Hoefsloet
ende van Langhelaen' met andere binnenwateren en gaten in de Langedijk en de Oosterdijk van
Geestmerambacht door Hertog Aeibrecht, als graaf van Holland, voor vier jaar verpacht aan de Heer
van Egmond en IJsselstein. Dit alles om de overlast van de vissers, die het water over de landen
lieten lopen, te voorkomen. De jaarlijkse pacht van 45 pond met nog een bepaalde hoeveelheid paling
moest mede door de ingelanden worden opgebracht.
Deze overeenkomst, gedateerd 21 juli 1388, is het oudste stuk waarin de Oosterdijk wordt
genoemd.3)
12