DE GRUTTERIJ TE DIRKSHORN. door: Jan Jonker. Aan het Westeinde van Dirkshorn, thans bekend als de Raadhuisstraat, heeft op de kruising van deze straat met de Ir. Krabbeweg, een grutterij gestaan. Reeds in 1650 werd hiervan in koopakten melding gemaakt. Mijn belangstelling voor deze grutterij is ontstaan door wat mijn vader Klaas Jonker (geb. 16/02/1882) mij hierover heeft verteld. Hoe hij daar, als kleine jongen en pas van school, enkele jaren als knecht heeft gewerkt. De baas was toen Pieter Dekker, afkomstig van Tolke en gehuwd met Grietje Jonker, zijn oom en tante dus. Toen hij daar omstreeks 1895 in dienst kwam was daar al als gruttersknecht werkzaam Jasper Stijgstra, geb. 12/05/1866 te Holwerd en gehuwd met Tetie Postma. Het gruttersbedrijf bestond uit een woonhuis met winkel en graanzolder, de grutterij en een schuur met paardenstalling en een wagenhuis. De grutterij was een groot, meest houten, gebouw van ongeveer 8 bij 18 meter daarin bevond zich de maalderij. In het midden was een zgn. "rosmolen" waar, op een cirkelvormig pad, het paard "ros" in het rond liep en zo het maalwerk in beweging bracht. Vanuit de grutterij kon men binnendoor de graanzolder bereiken. Het huis, nu Raadhuisstraat 72, bestaat nog steeds, en nu is nog te zien waar die opgang naar de zolder, via de trap geweest is. De huiszolder bestaat uit zware balken en een dubbele zoldering. De ruimte tussen die zolders was opgevuld met boekweitdoppen als isolatie en tegen ongedierte. Omstreeks 1960 waren deze boekweitdoppen nog aanwezig. De grutterij is rond 1935 gesloopt en het wagenhuis onderging dat lot omstreeks 1956. Wat was een "Grutterij"?? Er bestaat vaak verwarring tussen wat een grutterij en wat een gorterij is. De grondstof voor een gorterij is gerst terwijl die voor de grutterij boekweitzaad is. Boekweitzaad is een zwart, hoekig zaadje waarvan grutten en gruttemeel werd gemaakt. Het zaad werd gedroogd in een gemetselde bak, de "Eest", waaronder vuur brandde. Door een toevoerinrichting kwam het in de breekstoel, een tweetal stenen waarvan de bovenste in beweging werd gebracht door het in de "rosmolen" rondlopende paard. Het zaad werd daarbij niet gemalen maar gebroken. Het hierbij ontstane meel en doppen werd gescheiden op een zeefwerk van 7 boven elkaar liggende zeven. De doppen vielen in de doppenbak, het restant ging over steeds fijnere zeven. Hierdoor verkreeg men middel- en fijne grutten en "breekmeel". Het meel en de grutten die nog met vliesjes vermengd waren werden qeschoond in een "Wanmolen". Een laatste bewerking vond plaats in de "Builmolen", een ronddraaiende buil (zak) van zijdegaas in een houten kast, daarbij ontstond het fijne boekweitmeel. Het afval werd bestemd voor veevoer. Tot de grutterij behoorde ook de fabricage van mosterd, dit als nevenbedrijf. Mosterdzaad werd onder toevoeging van azijn vermalen. In plaats van azijn werd ook wel zure wei uit de kaasbereiding gebruikt. Het assortiment in de grutterswinkel bestond uit: grutten en gruttenmeel, gort, wat een groot artikel was, tarwemeel, peulvruchten en ook "haver de gort". De gort was gepelde haver wat, in melk gekookt, met toevoeging van anijs of suiker 's avonds werd gedronken zgn. "tuutjesmelk". Verder had men mosterd en ook koffie, in een inventarislijst staat vermeld een koffijmolen. Behalve meelprodukten voor menselijke consumptie bestond de handel uit veevoeder wat bij de boeren werd rondgebracht. Enkele dagen per week ging de grutter er met paard en wagen op uit met de knecht als bijrijder om in de weide omgeving bij boeren, bakkers, winkeliers en particulieren zijn producten rond te brengen. Hij had een zeer uitgebreide wijk: Dirkshorn, Schagerwaard, Tuitjenhorn, Kerkbuurt, Warmenhuizen tot zelfs in Schoorldam en Schoorl had hij klanten. Het was een zeer goed lopende 4

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2000 | | pagina 6