■HHBHH88
Een nadere toelichting verdienen nog het begrip "strijkmolen" en de naam "De Zes Wielen" die
tegenwoordig vaak wordt gebruikt als aanduiding van de strijkmolens ten westen van Oudorp.
De term strijkmolen wordt en werd voor zover bekend uitsluitend gebruikt in Noord-Holland en dan
nog alleen voor de molens die dienden voor boezembemaling. Boezembemalingen met molens
zijn er in Noord-Holland slechts geweest in het noorden van de provincie, binnen de Westfriese
Omringdijk. Behalve voor de bemaling van de Raaksmaatsboezem zijn er strijkmolens geweest
voor de bemaling van de boezems van de Niedorper- en de Schagerkogge. In 1653 werden even
ten oosten van Lutjewinkel bij de Zeedijk vijf strijkmolens gebouwd om bij een hoge stand van de
Zuiderzee de boezem van de Niedorperkogge af te kunnen malen. Deze strijkmolens maalden uit
op een kolk die via een uitwateringssluis op zee afstroomde. Ze konden blijven uitmalen tot een
zeestand die zo'n 1 a 1,5 m. hoger was dan de stand van de Niedorperkoggeboezem. Hierdoor
bereikte deze veel minder en veel minder snel het hoogst toelaatbare peil en hoefden de molens
van de verschillende polders niet zo vaak en zo lang meer de uitmaling te staken. Het duurde nog
bijna een eeuw voordat de aangrenzende Schagerkogge dit voorbeeld volgde. In 1738 werd
besloten om bij Kolhorn drie strijkmolens te bouwen tot afmaling van de boezem, welke molens in
1740 in gebruik werden genomen. De Schagerkogge was in 1871 wel de eerste die de
boezembemaling versterkte met een stoomvijzelgemaal. In 1876 ging ook de Niedorperkogge tot
deze verbetering over. In bet begin van deze eeuw ging men op motorbemaling over en werden de
windmolens buiten dienstgesteld. De vijf molens van de Niedorperkogge werden in 1911
afgebroken en de drie van de Schagerkogge in omstreeks 1939. De term strijkmolen houdt
verband met het werkwoord strijken, waarin zowel het aspect van horizontaal verplaatsen als
verminderen aanwezig is. Beide zijn bij een boezembemaling terug te vinden.
Een watermolen die hiervoor in bedrijf was verplaatste meestal vrij grote hoeveelheden water
omdat als regel de opvoerhoogte niet zo groot was. De strijkmolens moesten gaan malen zo gauw
als de buitenwaterstand gelijk was geworden aan de boezemstand of hoger, waardoor de
uitwateringssluis gesloten bleef en de natuurlijke lozing was geblokkeerd.
In de tijd dat de strijkmolens werden gebouwd was de gemiddelde zeestand lager dan thans en
kwam een hoge buitenwaterstand door storm verhoudingsgewijs maar met een lage frequentie
voor. Zodoende was de opvoerhoogte van de strijkmolens in verhouding tot die van de
poldermolens meestal betrekkelijk klein. Het rijzen van het boezempeil als gevolg van bet uitmalen
der polders speelde hierin ook nog mee en had bovendien tot gevolg dat de schepraderen
waarmee de strijkmolens vroeger waren uitgerust steeds dieper door bet water gingen.
Bij voldoende wind gaven ze dan ook veel water, dat bij de lage opvoerhoogte meer naar buiten
werd geschoven dan opgemalen. Al in 1633 werd een molen die het water slechts tot een geringe
hoogte hoefde op te malen een "schuyver- of strijckmolen" genoemd.
De groep strijkmolens ten westen van Oudorp worden vandaag aan de dag vaak aangeduid met
de "De Zes Wielen". Deze naam werd nogal eens verklaard met verwijzing naar bet aantal van zes
molens dat daar vroeger stond. Ook werd wel een verband gelegd met wielen of walen die hier
overgebleven zouden zijn als gevolg van dijkdoorbraken in de omgeving. De herkomst van de
naam wordt echter pas duidelijk, wanneer men leest dat op 7 maart 1757 te Alkmaar werd
begonnen "de Seswielen"of Drie Overtoomen staande en geleegen en weynig buyten de
Vrieschepoort even voorbij den verbranden saegmolen af te breecken om een anderen: ofte twee
wielen in de plaats te stellen". Met de wielen werden dus de raderen van de overtomen bedoeld.
Iedere overtoom had een hooggelegen horizontale as met twee grote raderen om met touwen en
menselijke spierkracht kleine schuitjes over een waterscheiding bijvoorbeeld een dijk heen te
trekken en van het ene waterniveau naar het andere te brengen. Later zijn de overtomen meest
vervangen door schutsluizen.
Bij de westelijke strijkmolen te Oudorp was een scheiding tussen de waterniveaus van de polder
Geestmerambacht de Raaksmaatsboezem en de Schermerboezem. In de tijd dat hier nog geen
sluis lag stonden daar drie overtomen met in totaal dus zes raderen of wielen om schuitjes van de
Raaksmaatsboezem of uit de Geestmerambacht naar de Schermerboezem te trekken of
omgekeerd.
12