DE WATERHUISHOUDING IN EN ROND HET GEESTMERAMBACHT.
In dit artikel wordt geschreven over de Raakmaatsboezem, boezemwater enz. Wat is een/de
boezem?? In dit geval wordt niet de vrouwelijke boezem bedoeld maar, de sloot, vaart of ringvaart
rond een te bemalen polder, groot of klein. Die boezem voerde het uitgemalen water af naar een
volgend gemaal, naar volgende molens of naar een sluis. Daar kwam het water vaak weer in een
volgende boezem terecht en uiteindelijk in zee of Zuiderzee (Het leek de redactie nuttig deze
informatie aan onze lezers te verstrekken)
De windbemaling van de polder Geestmerambacht
Het gebied van het Geestmerambacht dat in het westen tegen de zee werd beschermd door de
Westfriese omringdijk, was aan de oostzijde tegen de Heerhugowaard of Waard beveiligd door de
al in 1388 genoemde Oosterdijk. In 1534 werd het gebied onder windbemaling gebracht door de
bouw van vier molens. Ze werden geplaatst aan de Oosterdijk en maalden uit op de Waard die
deel uitmaakte van de Geestmerambachtsboezem. Al in 1558 bleek dit aantal onvoldoende en
werd vergunning verleend om er nog twee bij te bouwen Oorspronkelijk lagen in het gebied van het
Geestmerambacht een aantal kleine meertjes die in de 16de en begin I7de eeuw zijn droog
gemaakt en als onderbemalingen met eigen molens op het polderwater van het Geestmerambacht
uitsloegen. Na de droogmaking van de Kleimeer krachtens octrooi van 1567 was de
binnenboezem al verkleind met 65 ha, welk oppervlak uiteindelijk nog zou toenemen tot ca. 517 ha
omstreeks 1635. Deze verkleining van de waterberging moet wel hebben geleid tot versterking van
de bemaling. Vermoedelijk zijn de beide "Viaanse molens" die omstreeks Vastenvond 1575 door
de polder de Bergermeer aan het Geestmerambacht werden verkocht voor dit doel gebruikt. Op
kaarten uit het begin van de 17de eeuw staan de molens bij de Langebalk brug, molen G, en de
noordelijker gelegen "Trompersmolen", molen K als windmolens aangegeven in tegenstelling tot
de overige molens van het Geestmerambacht die als binnenkruiers worden weergegeven.
Het sterke vermoeden bestaat dat deze "De Viaanse molens" zijn geweest die beide immers van
het type wipmolen waren. In 1663 werd bij Sint Pancras nog een molen gebouwd waarmee het
uiteindelijke aantal van elf molens was bereikt. Ze stonden alle aan de Oosterdijk en al in 1864
waren ze op een na vervijzelt.
In de vorige eeuw stonden de molens van zuid naar noord met een letteraanduiding bekend, te
beginnen met de in 1663 gebouwde molen A te Sint Pancras.
De eerste die definitief verdween was molen D, een van de beide op bet zuideinde van Broek op
Langedijk gelegen molens. Hij brandde in de zomer van 1867 door blikseminslag af en werd niet
meer althans niet meer op dezelfde plaats, herbouwd. Ter Compensatie werd in 1868 op een
plaats waar voordien nimmer een molen had gestaan de nu nog aanwezige molen D bij het
Oosterdel gebouwd. Op den duur was er behoefte om niet uitsluitend van windkracht afhankelijk te
zijn en zo werd ter versterking van de bemaling bij de Langebalkbrug in 1873 een
hulpstoomgemaal met twee vijzels gebouwd.
In 1879 brandde "De Trompersmolen" of molen K bij Oudkarspel door blikseminslag af en op
dezelfde wijze ging in de zomer van 1887 de nog resterende molen C op bet zuideinde van Broek
op Langedijk verloren. In 1902 werd molen I bij de overhaal te Oudkarspel gesloopt en molen E ten
zuidoosten van Zuid-Scharwoude verbrandde in 1908 door blikseminslag. Nadat ook nog "De
Serwieldermolen" of molen L bij Kalverdijk in 1910 was gesloopt, was het aantal molens van her
Geestmerambacht van elf tot zeven geslonken.
Inmiddels was bet verouderde stoomgemaal aan modernisering toe. Het werd in 1912 verbeterd
door plaatsing van nieuwe ketels en vervanging van de vijzels door pompen. De overgebleven
molens bleven in gebruik tot in 1926 en in 1932 werden de stoommachines van bet gemaal ver
vangen door dieselmotoren.
In 1930 werden molen B die ca 250 m ten noorden van de nu nog bestaande molen te Sint
Pancras stond en molen H bij de sluis te Noord Scharwoude afgebroken. Een jaar later, op 23
8