Vermoedelijk is hij kort daarna overleden, waardoor zijn kinderen eigenaar van de molen zijn geworden. Zijn jongste kind en enige zoon Pieter is vermoedelijk jong overleden, waardoor de molen eigendom werd van zijn twee dochters Anna en Grietje. Anna trouwde in 1719 met Cornelis Tolhuis (later Tol). Van grietje is niet veel bekend. Zij verbleef in 1723 te Alkmaar en in 1729 betaalde zij het windrecht voor de molen. Vanaf februari 1714 werd de molen voor fl. 900, - per jaar verhuurt aan Cornelis Jansz de Geus (not. Alkm. 431/584). Deze op 29 april 1691 te Schagen gedoopte Cornelis kwam niet uit een molenaarsfamilie. Zijn vader en grootvader waren schoolmeester en organist te Schagen. Hij moet zijn molenaarsopleiding dus ergens anders hebben genoten. Was hij misschien knecht geweest op de molen van Jan Pieter Hilles? Cornelis Jansz de Geus trouwde in 1713 te Schagen, maar vermoedelijk woonde hij na het overlijden van Jan Pieter Hilles in het molenaarshuis bij de Zijpermolen. Zijn eerste twee kinderen werden te Sint Maartensbrug gedoopt. In 1717 zal hij verhuisd zijn naar Sint Maarten, waar hij op 31 januari van dat jaar de meelmolen van eerder genoemde Hillebrant Pieters had gekocht. Waarschijnlijk is Hillebrant toen tijdelijk, mede als voogd over de kinderen van zijn overleden broer, naar de molen in de Zijpe gegaan. Hij kocht op 1 juni 1717 als molenaar in de Zijpe de korenmolen te Warmenhuizen. Mogelijk is daarna de molen verpacht aan zekere Cornelis Jacobsz Gauw, die op 23 mei 1720 in een transportakte voor schepenen van Koedijk genoemd wordt als meelmolenaar te Zijpe. Hij is dan getrouwd met Ariaentje Hendriks Weere, voor wie op 16 april 1718 de impost voor het trouwen te Koedijk werd betaald zonder vermelding van de naam van de bruidegom. Die kennelijk van elders kwam. Het impostregister over die periode is van de Zijpe niet bewaard gebleven en het register impost begraven vertoont een hiaat van 1734- 1747, zodat ook niet kan worden nagegaan wanneer Cornelis Jacobsz Gauw overleden is. Hij zal kort voor 1740 gestorven zijn, want op 24 april 1740 ging Ariaantje Hendriks Weere, als weduwe in de bocht aan de Grote Sloot, in ondertrouw met de weduwnaar Conelis Klaasz Bakker ui Krommenie. In 1742 was de molen in gebruik bij Jacob Cornelisz de Geus die in 1716 in de Zijpe geboren was als zoon van de toenmalige molenaar. Hij trouwde op 29 april 1742 te Zijpe met Hilletje Tol, dochter van Cornelis Tol en Anna Jans Hilles. Jacob Cornelisz de Geus was daar zelfstandig molenaar. Zijn moeder en schoonmoeder stelden zich in 1745 voor hem garant betreffende de impost op het gemaal. In 1754 vertrok Jacob met zijn gezin naar Sint Maarten en werd daar molenaarsknecht. Jan Cornelis Tol, de zwager van Jacob de Geus, kwam daarna als molenaar op de Zijper meelmolen. De molen was toen nog voor de helft eigendom van zijn moeder Anna Jansdr Hilles. De wederhelft was oorspronkelijk eigendom van haar zuster Grietje. Van haar is tot heden niet veel bekend, maar haar deel was in 1756 eigendom van de erfgenamen van de te Binnenwijzend overleden Sijmon Somer en Dieuwertje Reyersdr Elis. Dit deel werd op 14 februari 1756 door de gebroeders Pieter en Jan Tol, beiden wonende te Warmenhuizen, gekocht voor Fel. 3.100, -. Bij akte van 22 juli 1766 verkocht Pieter zijn 1/4 deel in de molen aan zijn broer Jan voor Fl. 1.400, -. Vermoedelijk had Jan na het overlijden van zijn moeder haar aandeel in de molen al toegewezen gekregen, zodat hij nu de volle eigenaar was. In 1767 werkte Cornelis de Geus als knecht bij de molenaar Jan Tol. Deze Cornelis zal de zoon geweest zijn van Jacob de Geus die deze molen tot 1754 bemaalde. De molenaar Jan Cornelis Tol overleed in 1789 in de Zijpe. Als molenaar werd hij opgevolgd door zijn schoonzoon Cornelis Gerritz Wit die met zijn dochter Antje Jans Tol getrouwd was. 22

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2000 | | pagina 24