èf HÉBiHMnMMiliüiii Bij de executoriale verkoop van de molen in opdracht van de schuldeiser Hillebrant Pietersz Hilles is deze blijkbaar weer in zijn bezit gekomen. Hij verkocht de molen met huis en erf in augustus 1724 voor fl. 6175, - aan zekere Jan Hooglander, ook wel genoemd Jan Sijmensz Molenaar. Hillebrant behield daarop een hypotheek van fl. 5000, dat in vijfentwintig jaarlijkse termijnen van fl. 200, - moest worden afgelost. Die termijnen werden aanvankelijk op tijd voldaan, maar na het overlijden van Hillebrant Pieters in december 1728 betaalde de molenaar de op 1 mei 1729 vervallen termijn niet. Op 21 december 1729 werd hij daarom, namens de erfgenamen van Hillebrant Pieters, voor het plaatselijk gerecht van Sint Maarten gedaagd. De afloop van deze affaire blijkt niet uit het bewaard gebleven archief. In 1751 werd Jan Aldertsz als molenaar te Sint Maarten genoemd. In 1754 kwam Jacob Cornelisz de Geus met zijn gezin vanuit de Zijpe naar Sint Maarten, waar hij in 1767 als knecht bij de molenaar Pieter Vlinius wordt genoemd. Hij werkte nu als knecht op de molen die gedurende enkele jaren eigendom van zijn vader was geweest. Jacob overleed te Sint Maarten in 1782. Uit een dagboek blijkt de molen in 1799 op 8 september door oorlogshandelingen afgebrand te zijn. "Den 8 dito wierd door den engelsche generaal bootjes vol houdt gerequireerd om tot een schipbrug te dienen bij het verlaat sluisje van deze Polder" Zo ook de volgende dagen. Wij hoorden schieten met klein geweer zijnde zoo wij gisten en van de Kerktoorn af zagen in de Heere Hugo Waard". Op de 10e uren lang hevig schieten met kanon en musketten zijnde zoo wij gisten bij groet en aan het oordeinde van langedijk". In Dirkshorn brandden vier huizen af, in de Hargerpolder een molen en een klamp hooi, alsmede de meelmolen en een huis te Sint Maarten. De korenmolen te Zijpe. Jan Pietersz Hilles kocht op 9 augustus 1709, als molenaar te Spanbroek en wonende te Opmeer, van Mies Ariensz de korenmolen met huis en erf in de polder H van de Zijpe voor fl. 9.000, - Voor het recht van de wind moest jaarlijks twee gulden en tien stuivers worden betaald. De molen stond ten westen van de Grotesloot bij de bocht tussen Sint Maartensbrug en Schagerbrug. Deze Jan Pietersz Hilles was afkomstig van Sint Maarten en kocht, wonende aldaar, op 13 april 1690 van Jan Cornelis Pronck de helft in een moutmolen staande bij de Waterpoort te Alkmaar, belend de Waterpoort ten oosten, de Friesepoort ten westen en de huizen op 'lutticq oudorp' ten zuiden. De koopsom bedroef fl. 4.100, -, waarvan fl. 1.000, - contant werd betaald en de rest moest worden afgelost met fl. 200, - per jaar. In 1692 werd Jan Pieters Hilles genoemd als meelmolenaar te Alkmaar. Hij testeerde op 16 augustus van dat jaar met zijn vrouw Neeltje Hensbergh. (Not. Alkm. 423/34). Vermoedelijk woonden zij op 10 september 1697 nog te Alkmaar, want op die dag werd de kustingbrief te zijnen laste, toen nog groot fl. 1.700, -, door de oorspronkelijke eigenaar verkocht. Mogelijk is hij nadien naar Opmeer vertrokken om vandaar in 1709 naar de Zijpe te gaan. Jan Pieter Hilles testeerde op 10 december 1713 te Alkmaar (not.434/6) en benoemde daarbij als voogden over zijn kinderen zijn broer Hillebrant Pieters, meelmolenaar te Sint Maarten, en zijn zwager Claas Hensbergh te Medemblik. Voorts bepaalde hij dat zijn boedel na zijn overlijden niet gedeeld of gescheiden mocht worden voor het jongste kind getrouwd of meerderjarig zou zijn. 21 mpfng i Vólk* ^tuinen r\ DIRKSHORN t-SWEQ. o><\ VO-Y

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2000 | | pagina 23