DRIE VERWANTE KORENMOLENAARS-GESLACHTEN UIT SINT MAARTEN, DE ZIJPE EN
WARMENHUIZEN.
Koren- of meelmolenaar is een vak dat terdege moet worden geleerd. Veel molens werden soms
generaties lang door de dezelfde families in bedrijf gehouden en als er meerdere zoons waren, werd
getracht een molen in de omgeving te kopen. Zo konden in diverse dorpen molenaars met dezelfde
familienaam voorkomen. Doordat molenaarszoons vaak als knecht eerst op een andere molen
werkten en daar met molenaarsdochters in contact kwamen, raakten meerdere molenaarsfamilies
aan elkaar verwant.
De korenmolen te Sint Maarten.
Aannemelijk is dat zekere Pieter Hilles (van wie verder niet bekend is) reeds voor 1692 als eigenaar
van de molen te Sint Maarten is overleden. Hij zal getrouwd geweest zijn met Anna Jans die, blijkens
het testament van haar zoon Jan, op 16-8-1692 nog te Sint Maarten woonde.
Het echtpaar Pieter Hilles en Anna Jans hadden tenminste twee zonen. Het waren Hillebrant Pieters
Hilles die in 1713 wordt genoemd als meelmolenaar te Sint Maarten en zijn broer Jan Pieters Hilles
die in 1690, wonende te Sint Maarten, de helft in een Alkmaarse moutmolen kocht.
Uit de voornamen van de twee zonen kunnen we veronderstellen dat Hillebrant de oudste was,
genoemd naar de grootvader van vaderszijde en Jan de jongste genoemd naar de grootvader van
moederszijde. Deze veronderstelling is een reden om aan te nemen dat Hillebrant, de oudste zoon,
het muldersbedrijf te Sint Maarten voorzette, terwijl de jongere zoon, Jan, naar een andere molen
moest uitzien. We vinden deze Jan Pieters Hilles later terug als meelmolenaar in de Zijpe.
Hillebrant Pietersz Hilles was dus in 1713 reeds meelmolenaar te Sint Maarten.
Hoe lang hij daar toen al molenaar was, is moeilijk vast te stellen, daar uit die tijd geen
transportregisters of andere archieven van Sint Maarten bewaard gebleven zijn.
Blijkens de in 1680 door Jan Jansz Dou, in opdracht van de Uitwaterende Sluizen, gemaakte kaart
stond de meelmolen ten oosten van het dorp aan de Groenedijk, nabij de Wielen.
Hillebrant verkocht zijn molen met huis en erf op 31 januari 1717 aan Cornelis Jansz de Geus, die
eerder gedurende enkele jaren meelmolenaar op de molen in de Zijpe was geweest. De hypotheek
ad fl. 4.000, - moest in twintig jaarlijkse termijnen van fl. 200, - worden afgelost. Hillebrant Pieters
vertrok van Sint Maarten naar de Zijpse molen om die tijdelijk in bedrijf te houden en vestigde zich
kort daarna als molenaar te Warmenhuizen.
Uit de schepenrol van Sint Maarten blijkt dat het al spoedig niet goed ging met de aflossingen. Op 23
juli 721 werd Cornelis Jansz de Geus 'koornmolenaar' te Sint Maarten door Hillebrant Pieters Hilles
'koommolenaar1 te Warmenhuizen voor het plaatselijk gerecht gedaagd om betaling van fl. 600,-
wegens drie custingen verschenen Vrouwendag (2 februari) 1719, 1720 en 1721 met 4% rente
wegens de koop van de 'coornmolen' met huis en erf te Sint Maarten.
Op 12 november 1721 werd weer een zitting aan deze zaak gewijd waarbij Cornelis Jansz de schuld
erkende en uitstel vroeg tot Sint Jacob (25 juli) 1722. Blijkbaar is dat verzoek niet ingewilligd, want op
10 juni 1722 krijgt de procureur van Hillebrant Hilles autorisatie om de molens te verkopen. De
executie is gesteld op 24 juni 1722 's middags om 1 uur voor het raadhuis te Sint Maarten.
In de schepenrol van 30 december 1722 staat een opsomming van preferente en concurrente
schuldeisers van Cornelis Jansz de Geus, waaruit blijkt dat ook de verponding over de jaren 1718 tot
en met 1722 niet werd betaald.
We kunnen dus wel concluderen dat de poging van Cornelis Jansz om met een eigen molen de kost
te verdienen eindigde in een faillissement. Door de verkoop van de molen was Cornelis Jansz de
Geus inmiddels dakloos en brodeloos geworden. Zijn vader stak hem toen de helpende hand toe
en kocht voor hem op 31 mei 1723 voorfl. 2560, - de meelmolen te Oude Niedorp.
(zie voor die molen het jaarboek Westfrieslands Oud en Nieuw 1993 pag. 63 e.v.)
20