In de wintermaanden als er niet gevist kon worden had Siewertsen een ander beroep, hij was dan veeknipper. Op de fiets ging hij dan dagelijks de boeren langs tot in de verre omtrek. Deze boeren hadden hem per briefkaart bericht - telefoon was toen nog een luxe - dat de koeien op stal waren gehaald en of hij zo spoedig mogelijk wilde komen om deze te knippen. Meestal stond op de adreszijde behalve naam, straat en dorp ook nog Nova Zembla vermeld als een soort postcode. Deze aanduiding was ook buiten het dorp bekend en sprak kennelijk tot de verbeelding. Behalve de koeienlijven, en ook kalveren of een enkele maal een stier of paard, hebben ook vele kinderen met de ruim tien centimeter brede veetondeuse kennis gemaakt. Veel van de bedrijven waren zogenaamde gemengde bedrijven. Een bepaalde oppervlakte was bestemd voor kool, aardappelen enzovoorts, de rest was weiland waarop zes tot tien koeien liepen. Dit aantal melkproducenten op de stal kwam vaak overeen met het aantal aanwezige kinderen in de huiskamer, waarvan er dan drie of vier in aanmerking kwamen voor een behandeling door de koeienknipper. Deze kinderhoofdjes betekenden voor hem natuurlijk geen extra werk, het was bij wijze van spreken een fluitje van een cent en werd daarom gratis gedaan. Om er geen biljartbal van te maken, met zo'n koeienschaar werd het echt gemillimeterd, werd gezorgd dat er een zogenaamd ponykuifje op het voorhoofd bleef staan op dezelfde manier waarop ze meestal bij de kapper werden geknipt. De moeder had hiermede een gulden uitgespaard waarvoor de bakker dan b.v. een paar broden extra kon bezorgen, want ieder dubbeltje telde in die dagen. Het was voor de huismoeders met meerdere kinderen iedere dag weer opnieuw rekenen om rond te komen met te weinig geld. Maar ook de werkzaamheden binnen het gezin die moesten gebeuren vormden geen gemakkelijke opgave. Een klein voorbeeld: de was moest met de hand worden gedaan in een tobbe met water. En als dan ook nog de werkkleding van haar man aan de beurt kwam, extra vuil door het met de hand melken van de koeien, dan moest dit gebeuren met een harde borstel. Ook de meestal aanwezige luierwas moest op tijd gebeuren. En alles moest in de buitenlucht worden gedroogd. Tot de normale bezigheden behoorden het op tijd klaarmaken van de middagpot en het vegen van de vloeren met stoffer-en-blik. Een stofzuiger was niet aanwezig, ook geen boiler of een geiser voor warm water, geen wasmachine en geen gas- of elektrisch fornuis. Deze zaken waren in de bijzonder slechte dertiger jaren, waarin vooral een huismoeder nimmer rust kreeg, voor de meeste huishoudens veel te duur om aan te kunnen schaffen. 's Avonds werd vaak de naaimachine te voorschijn gehaald om slijtageplekken in de kledingstukken van de kinderen te herstellen, of werden de gaten in hun kousen gestopt. Alles werd tot op de draad versleten om de eenvoudige reden dat er geen geld was om nieuwe dingen te kopen en de kinderbijslag was in ons land nog onbekend. Het broodbeleg bestond in de grotere gezinnen meestal uit suiker of jam, soms een dun plakje kaas of ontbijtkoek. Bij het middagmaal was er alleen op zondag een stukje vlees aanwezig, vaak bestaande uit een gehaktbal omdat dit het goedkoopste was. De leefomstandigheden mochten dan in veel gevallen slecht zijn, op ander gebied waren er in vergelijking met de tegenwoordige tijd toch ook pluspunten. Diefstal of inbraak was praktisch onbekend, wanneer iemand zijn fiets tegen de muur van zijn woning had gezet en deze een week lang niet zou gebruiken, stond de tweewieler nog op precies dezelfde plek. De achterdeur van de woning - indien aanwezig, de meeste huizen hadden alleen aan de voorzijde een deur - werd 's avonds nogal eens vergeten af te sluiten, maar niemand maakte zich daar zorgen over. In dit verband was het echter wel opvallend dat er enkele avonden per week een 'nachtwacht' door het dorp patrouilleerde, met aan de riem zijn Duitse herdershond die de E.H.B.O.-afdeling van het Alkmaarse ziekenhuis extra werk zou kunnen bezorgen als zijn baas eens iemand zou betrappen op minder goede bedoeling. Het was Reijer Mink, bekend als 'grote Reijer"er was namelijk nog iemand met dezelfde naam en om nu direct te weten welke van de twee men bedoelde, werd deze laatste 'kleine Reijer" genoemd wegens zijn zichtbaar minder grote kleding- en schoenenmaat. 'Grote Reijer" was in de wintermaanden onder meer lantaarnopsteker in het dorp. In de glazen kap hiervan moest een gaskousje met een kleine vlam worden aangestoken zodat er, al was het dan met grote tussenruimtes, toch enige verlichting op de donkere plaatsen in het dorp aanwezig zou zijn. 4

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 1999 | | pagina 6