In Friesland heeft Heermoes daarom ook de bijnaam "Kouwedéa" (=Koeiendood) gekregen, hoewel anderszins een hoge mate van geneeskracht, vooral bij bloedingen, aan de thee van deze plant werd toegeschreven De beroemde pastoor Kneipp (1821-1897) gebruikte ze ook voor allerlei stofwisselingsproblemen omdat de wortels kans zien een veelzijdige mineraalrijkdom op te bouwen (vooral dus kiezelzuur) Vandaar ook de opvatting, dat heermoes als goudindicator te gebruiken is, hetgeen klopt met het volksgeloof, dat aan het onbeschadigde einde van de meterslange wortel een gouden ring te vinden is Nu zal dit laatste wel een slimme aansporing zijn geweest om naïevelingen aan het verdelgen van de "akkerpest" te krijgen, maar het legt eveneens een verband met de zigeuners in hun jacht naar glitter en goud. Kortom: deze oeroude, mysterieuze bermplant met zijn sterke overlevingsdrang en twijfelachtige reputatie als geneesmiddel of gif "verdiende" de zigeunernaam: "Unjer" In het Geestmerambacht is de plantennaam Unjer niet erg bekend, omdat onvruchtbaar zand aan de oppervlakte in 't algemeen ontbreekt. De Archiefgroep van C.O.O.G. noteerde, volgens Gerard Boekei (auteur van de komende C.O.O.G.-uitgave) aan de Westfriese Zeedijk ten westen van Warmenhuizen een perceel, dat Unjerweid heette in 1960 (kad.no. A192). De Rekere-gorsgrond heeft daar inderdaad een zandige samenstelling en zal een geschikte voedingsbodem zijn geweest voor onze vrijbuiter. Of moeten we hier ook verklaring 3 mede overwegen en was daar dicht bij de dijk en buiten de bebouwde kom eveneens een zigeunerkamp? Een nader onderzoek kan dit slechts uitwijzen. Verklaring 4 heeft echter m. i. wat betreft de Unjerweid te Warmenhuizen vooralsnog de voorkeur, als Edelmans aanname klopt, dat unjer later is ontstaan uit honger en toen pas zijn medebetekenis van Heermoes kreeg. Voorde Hongerstuyn te Koedijk kan echter om dezelfde redenen waarschijnlijk alleen verklaring 3 gelden, vooral omdat er later in de tijd geen veldnaam Unjertuyn is gevonden. Men ziet hoe moeilijk het kan zijn een keuze te maken uit op het eerste gezicht aannemelijke toponiemverklaringen, vooral als andersoortige bewijsvoering ontbreekt Geen keuze maken kan dan soms beter zijn tot die nadere bewijzen er zijn. Toch wilde ik in deze Honger/ Unjerkwestie de vier verklaringen van anderen en mijzelf naast elkaar aan U voorleggen. Ook al omdat de "waarheid" soms niet "in het midden" ligt, maar meer mogelijkheden tegelijk gelden. Het zou bijvoorbeeld denkbaar zijn, dat slechte grond, meestal toegewezen aan zigeuners (hongers), later vaak begroeid raakte met heermoes (unjers), zodat de burgers de geheimzinnige paardenstaarten op die plek gingen associëren met de woonwagenbewoners en het perceel ernaar benoemden. En honger zal op die slechte grond wel geleden zijn... Wie weet door een familie met Hongerbloed in de aderen! Een reële verklahng van het ontstaan van de naam Unjer, die nader onderzoek verdient, lijkt mij tenslotte nog de volgende. Zigeuners werden in hun reputatie als waarzegger soms ook geraadpleegd als (natuur-)genezer. Een kruidendrank was gauw gebrouwen en de verkoop leverde goed geld op. Wanneer het heermoes als "wondermiddel" door de zigeuners werd toegepast kan het Heermoes de volksnaam Unjer hebben gekregen, omdat de burgers het van de Unjers (Hongers, Zigeuners) hadden gekocht. De beroemde plantkundige Rembertus Dodonaeus schrijft in zijn Cruydtboeck (Antwerpen, 1608) nog iets verrassends: "Hier te lande (werden) water-Andoren (en andere planten) Heydens (wond)cruyt oft Egip-tenaerscruyt (genoemd) om dat die lantlopers die huer voor egiptenaers wtgheuen met de-sen cruyde huerswertmaken" In het "Woordenboek der Nederlandse volksnamen van planten" van H. Heukels vinden we inderdaad nog enkele zigeunerplanten: Heydensche lelie (Heggelelie, Affodil. Asphodelus), Heidens of Egyptisch wormkruid, resp. wondkruid (Lancet-Kruiskruid, Senecio fluviatilis), Waterandoom (Wolfspoot, Lycopus) 29

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 1999 | | pagina 31