WAT DOET DE NAAM ER TOE? Honger (Unjer) in het Geestmerambacht. Als vervolg op het artikel in COOGBLICK 4/1 een andere interessante toponiemverklaring, waarin de Hongerstuyn te Koedijk en de Unjerweid te Warmenhuizen met elkaar in verband worden gebracht. in 1530 lag aan het zuideinde van Koedijk, een paar honderd meter zowel vanaf de Rekerdijk als vanaf de binnenpolder De Mare, een met sloten omgeven perceel, dat Hongerstuyn heette. Hoe komt zo'n stuk grond aan zijn naam, vraagt men zich af? Vier mogelijkheden doen zich m.i. voor, die elkaar niet totaal behoeven uit te sluiten. Verklaring 1: "De Hongerstuyn was een stuk grond van slechte kwaliteit, waarop dus a.h.w. honger geleden werd". De bodemkaart van 1957 van Ir. P. du Burck geeft ter plaatse van kadastemummer B175, waar de Hongerstuyn (later ook Ongerstuyn, Booncamp en Klaverstuk genoemd) lag, de volgende grondsoortaanduiding: Pikkiei op zandige ondergrond. Pikklei, een in Koedijk veel voorkomende, slecht doorlatende en kalkarme grondsoort zal in 1530 inderdaad ongeschikt zijn geweest voor moestuin, zeker als het perceel laaggelegen was en niet opgebaggerd, zoals in die tijd in Koedijk meestal het geval was, getuige het bijna uitsluitend voorkomen van grasland. De aangrenzende Pompweid zou daar een aanwijzing voor kunnen zijn. Verklaring 2: "De Hongerstuyn was wellicht voor 1530 bezit van of werd gebruikt door een familie Honger die naam kwam destijds op de Vronergeest wel voor. Dit is de opvatting van de heer J.P. Geus, auteur van "Koedijk, meer dan 4 eeuwen wateren veldnamen" (uitgave C. O. G.) Deze familienaam zou kunnen wijzen op een maatschappelijk minder gewaardeerde bevolkingsgroep, zoals uit het hierna volgende zal blijken. Verklaring 3: "De Hongerstuyn was een perceel grond, waarop in de vroege middeleeuwen een zigeunerkamp o.i.d. was gevestigd" Honger, ook wel Hongar, onger, unger, later waarschijnlijk unjer en eunjer geschreven, betekende volgens Middelnederlandse taalkundigen: Hongaar, zigeuner, zwerver, verdacht persoon. Prof. Edelman en Ir. Van Hoffen beschreven in Nomina Geographica Neerlandica, (dl. XIII, 1949) een aantal "Hongercampen", waar Hongers of Zigeuners woonden aan de uiterste grens van gemeenten in Nederland en Vlaanderen. Als karteerders van Stiboka, Wageningen werd door hen verband gelegd tussen de ingetekende percelen met die naam en woonwagenkampen. Deze werden vaak buiten de bebouwde kom aangelegd, dus buiten de ordelijke burgermaatschappij, ook handig voor de justitie om ordeverstoorders snel over de bannegrens te "verbannen", als die al niet eerder de benen hadden genomen. In plakkaten, die na de 15e eeuw tegen hen werden uitgevaardigd, gebruikte men de woorden Heidens (heidenen) of Egyptiërs (gypsies) in het algemeen vaker. Bovenstaande onderzoekers stelden dan ook vast, dat de veldnaam Hongercamp nadien verbasterde of vervangen werd. Bij de veldnaam Hongerstuyn uit Koedijk is dit inderdaad ook het geval, gezien de latere namen Ongertuyn, Booncamp, Klaverstuk. Als er al sprake is geweest van een honger- of zigeunerkamp op die plaats, tussen de bebouwde kommen van Koedijk en Alkmaar, dan is dat niet het geval geweest in de recentere historie, meent Koedijk kenner J.P.Geus. Als Prof, Edelman's suggestie en vroegere datering (voor de 156 eeuw) juist zijn, dan rest ons nog de vraag, waarom in Koedijk van Hongerstuyn en niet van Hongercamp werd gesproken. Camp en tuyn betekenden beide: omheind stuk grond met een wal, begroeiing, schutting of sloot, afhankelijk van de aard van het landschap. Voor het veiligheidsgevoel van zigeuners én burgers was zo'n omheining uiteraard gunstig. 27

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 1999 | | pagina 29