DE HERFST VAN 1799 De brug van Schoorldam ligt niet alleen vandaag de dag onder vuur. En, bovendien heel ander vuur dan zo'n 200 jaar geleden, zie het artikel in dit blad dat onze medewerker Dick Veldboer voor ons opdiepte. Wat voor brug er indertijd lag, daar over de Rekere, zal wel niet meer bekend zijn, het zal een eenvoudige oeververbinding zijn geweest tussen, enerzijds het duingebied en aan de andere kant de Westfriesedijk en het Geestmerambacht. Toch een belangrijk knooppunt, we hebben er al eerder op gewezen en over geschreven. Er was het scheepvaartverkeer en er was de schuitenmakerij. Na het graven van het Groot- Noordhollands kanaal kwam een de vlotbrug, recht tegenover de Damweg, de opgang naar de dijk was in Schoorldam bij het voormalige Sluiswachterscafé. Later, bij de aanleg van de spoorlijn Alkmaar-Warmenhuizen-Schagen, kwam er een spoorbrug om de H.S.L. vanuit Schoorl over het kanaal te loodsen. Nu hebben we er een moderne brug die, bij gebruik voor de scheepvaart het wegverkeer frustreert. Een raadslid van de voormalige gemeente Warmenhuizen merkte daar over op: "voor iedere opgetuigde klomp gaat dat ding open en moetje weer een tijd wachten". In 1799 had men die problemen nog niet, maar toch was de brug natuurlijk van groot strategies belang, getuige de enorme inspanning die men zich getroostte om hem in het bezit te krijgen dan wel te houden. Omdat we in het vorige "Zichtal een uitgebreid overzicht hebben gegeven van de afschuwelijke gebeurtenissen uit 1799 hebben we nu nog, zoals beloofd, wat kleine stukjes over die oorlog bij elkaar gezocht. Naast de regionale kranten maakten ook de grote landelijke dagbladen uitgebreid melding van wat hier 200 jaar geleden plaats vond. Opvallend is ook hier weer dat naast Bergen, Schoorl en Castricum vele malen Schoorldam word genoemd. Een kleine plaats en, volgens een van de verhalen, nog eens bijna gehalveerd maar toch belangrijk genoeg voor herhaalde stormlopen en beschietingen. DE BRUG VAN SCHOORLDAM ONDER VIJANDELIJK VUUR Over het sneuvelen van de adjudantmajoor Teunis Kragt Visscher, dat eerder in dit tijdschrift aan de orde werd gesteld, staat ons - zo is gebleken - nog een andere bron ter beschikking: een officieel rapport van de luitenant-kolonel Anthing, dat een maand na het gebeuren werd geschreven, d w z. dat het verre de voorkeur verdient boven de verklaring van enkele ingezetenen van Alkmaar, die ruim achttien jaren na dato werd afgelegd. Sterker nog: deze bron is al lang doorgedrongen in de historische litteratuur, maar de betrokken werken zijn door A. Alberts voor zijn boek De Huzaren van Castricum, Een geschiedenis van de Nederlandse Republiek van 1780 tot 1800 (Amsterdam 1973) niet geraadpleegd met het gevolg, dat ook schrijver dezes er in eerste instantie aan voorbijging. Niet alleen is genoemd rapport belangwekkend vanwege zijn inhoud - daarom is het hier in extenso opgenomen, maar ook uit methodisch oogpunt is de zaak interessant genoeg om er iets langer bij stil te staan. Moet de historicus niet altijd teruggaan tot de beste bron? Generaal Krayenhoff heeft klaarblijkelijk van het bewuste rapport geen kennis gedragen, toen hij zijn Geschiedkundige beschouwing van den Oorlog op het grondgebied der Bataafsche Republiek in 1799 (Nijmegen 1832) schreef. De eerste, die er gebruik van maakte, was Professor Dr. J. Bosscha in Neérlands heldendaden te land van de vroegste tijden af tot in onze dagen Derde deel - Eerste gedeelte (Leeuwarden MDCCCLV), blz. 205-207. Teunis Kragt Visscher krijgt hier alle eer, die hem toekomt. De hoogleraar vermeldt in een voetnoot: Deze, tot hiertoe niet bekend gemaakte bijzonderheden, zijn ontleend uit een eigenhandig Rapport van Anthing, op expresse order van den Gieneraal Bonhomme opgesteld, en door dezen laatste aan den Agent van Oorlog opgezonden, dd. Oud-Carspel 23 Sept., ten einde de Weduwe van den heldhaftigen Adjudant- Majoor Visscher en den dapperen Sergeant Westerheide in gunstigen aandenken bij het Bewind aan te bevelen. 24

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 1999 | | pagina 26