2 i j] En verder over Ijzeraarde in i, waar zwavelwaterstofgas en cyaanwaterstof grotendeels wordt opgenomen. In het koude water condenseert ook de rest van de teerachtige stoffen, dat mengt niet met het water maar blijft er op drijven zodat het afzonderlijk kan worden afgetapt. Het gas wordt dan nog gedroogd en naar de gashouder g gepompt voor opslag. Het geheel ziet er ongeveer uit als op de tekening. In het retort blijft cokes achter, een mengsel van koolstof en het in de kolen aanwezige gesteente, dat is een prima brandstof voor de kachel en voor industrieel gebruik. Zoals zeer velen nog zullen weten stond de gasfabriek naast de directeurswoning met de opvallende vierkante gevel die nu nog op deze plek staat, hier was ook het kantoor gevestigd. Achter de fabriek de gashouder, toen een heel markant punt in het dorpsgezicht. Langs de weg liep een sloot en om bij de fabriek, werkplaats enz. te kunnen komen had men een stevige brug gebouwd. De fabriek is opgezet voor een productie van 1000 M3/dag dus zo'n 350.000 kuub per jaar. In 1914 was de jaarproductie al 160.000 M3 en in 1937 420.000 kuub dat had men in 1912 dus nog niet zo slecht geschat. Uit een ton kolen van goede kwaliteit kon ca. 300 M3 gas worden gewonnen. Elke dag was dus 3 tot 4 ton kolen nodig zodat de Fa. Schrijver per week 25 ton af moest leveren, (zie de foto op de omslag van "Zicht." Jaargang 6, dec. '97) Om in de gasbehoefte te voorzien had de fabriek meerdere retorten die afwisselend werden geladen met kool. Na het uitstoken werd het retort geopend en geleegd, de cokes werd snel met water gekoeld. Met walsen werd de cokes gebroken en daarna gezeefd, dat leverde een aantal fracties op te weten, parelcokes, geklopte cokes en grove cokes die elk hun toepassing hadden. Van de ongeveer 70 cokes die achterbleef was ruwweg de helft voor eigen gebruik namelijk voor het verhitten van de retorten om opnieuw gas te maken, voor verwarming van de gebouwen en natuurlijk in de winter voor verwarming van de gashouder. In de gashouder, zie de tekening wordt het gas boven water bewaard, de op en neer beweegbare binnenmantel met dak steekt in het water in de buitenmantel. Bij grote voorraad is de gashouder hoog, en als er productieproblemen zijn is de gashouder al gauw leeg en dus laag. Dat laatste kwam in de oorlogsjaren nogal eens voor. Tijdens een strenge winter aldus de heren Hellenkamp en Mijlhof lukte het niet altijd om de zaak ijsvrij te houden er moest soms ook met de bijl worden gehakt om de mantels vrij te krijgen. Nadat de cokes als brandstof was gebruikt bleef daarvan een rest donkere sintels van restjes koolstof en gesteente over, dat deed dienst als erfverharding en daaraan heeft ook het "Zwarte Pad" zijn naam te danken, wanneer zo'n pad geruime tijd was belopen kon je er uitstekend op knikkeren. a b J 20 Fig. 50. Schema enkelvoudige natte gashouder. De klok b drijft op het water in de kuip d door het eronder geborgen gas. De hoogste stand is gestippeld aan gegeven. De klok wordt met een aantal rollen a geleid langs (als vakwerkligger ge tekende) verticale stijlen c die rondom onderling verbonden zijn door de bekende omgangen en kruisverbanden. C Fig. 51. Schema getelescopeerde natte gas houder, waarbij het vakwerk is weggelaten. Deze houder bevat een klok a en twee ringen b en c waarvan de laatste, in de getekende stand, geen dienst doet. Uit gaande van de laagste stand rijst eerst al leen a. Als die boven het water zou uit komen, haakt hij in b en tilt deze ring mee omhoog. Evenzo wordt naar behoefte C meegenomen. L -C

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 1999 | | pagina 22