1799: DE KOP VAN NOORD HOLLAND ALS OORLOGSTONEEL
In de boeken van onze vaderlandse geschiedenis wordt er niet of nauwelijks melding van gemaakt,
dat tussen augustus en november 1799, in de kop van Noord Holland zwaar is gevochten tussen
Britse en Russische invasielegers en hier gelegerde Franse troepen. Alleen het Russische
monument in Bergen herinnert er aan dat in onze omgeving meer dan twintigduizend soldaten
gesneuveld zijn en hier hun graf hebben gevonden. In de Engelse geschiedenisboeken wordt wel
melding gemaakt van een succesvol verlopen landing, een over en weergaande strijd en een
redelijk eervolle terugtocht.
FRANSGEZIND - ENGELS/ORANJE GEZIND
De politieke situatie in de Nederlanden aan het eind van de achttiende eeuw liep voor een groot
deel in de pas met die van de omringende landen. In Frankrijk was die, de meest bekend
geblevene, die van de Franse revolutie, met de leuzen vrijheid, gelijkheid en broederschap.
Bij ons moest de adel aan macht inboeten door de toegenomen hegemonie van de regenten, met
machtsblokken van rijk geworden families. Zij bepaalden in de Staten Generaal van ons land, toen
als de Zeven verenigde Provinciën aangeduid, de politieke koers. Nog wel, want de burgerij begon
zich te organiseren, onder andere in Vrijkorpsen, die meer politieke zeggenschap opeisten. Veel
burgers hadden dik geld verdiend. Er was met succes handel gedreven in koloniale waren, er
waren zelfs koloniën veroverd, de vloot had gloriejaren gekend onder Piet Heyn en Michiel de
Ruyter.
Uit het buitenland waren vanwege godsdienstvervolgingen Joden, Fransen en Portugezen met hun
ondernemingen naar hier uitgeweken. De Schelde was afgesloten, de handel van Antwerpen ging
over naar Amsterdam. Gent en Brugge waren voorbijgestreefd door Leiden en Middelburg. Het
geld was in handen van de burgerij, niet meer van de adel, ten dele nog van de regenten.
De dienst werd uitgemaakt in de provincies. Daar werden besluiten genomen inzake belastingen,
wetten en bijdragen aan leger en vloot. De stadhouders, nakomelingen van Willem van Oranje,
hadden per traditie de leiding over leger en vloot. De burgerij ijverde ook toen al voor vermindering
van de krijgsmacht. De toenmalige stadhouder, Willem V, werd er op afgerekend dat hij de oorlog
tegen Engeland in 1780 smadelijk verloor. Hij was getrouwd met de zuster van de Duitse keizer,
Wilhelmina van Pruisen. Willem liet zich in 1785 toen de patriotten de macht over hadden
genomen in Holland, Groningen en Overijssel, uit Den Haag wegzuiveren en vestigde zich in
Nijmegen. Gelderland, Friesland en Zeeland waren toen nog oranjegezind. Utrecht was neutraal.
In 1787 besloot echtgenote Wilhelmina dat Willem terug moest gaan naar Den Haag. Toen hij dat
niet aandurfde ging ze zelf. De patriotten beletten dat, ze werd bij Goejanverwellesluis
teruggestuurd. Broer Frederik-Willem kwam te hulp. Hij stuurde de Hertog van Brunswijk met
20.000 man naar Amsterdam. De patriotten moesten hun posities weer overgeven aan adel en
regenten, aan de prinsgezinden.
Een dramatisch hoogtepunt in deze
periode was wel de aanhouding van
prinses Wilhelmina in het bij Gouda
gelegen Goejanverwellesluis in juni
1787. De prinses was op weg van
Nijmegen naar Den Haag, maar werd
door patriotten tegengehouden en
teruggestuurd. De ajbeelding toont de
prinses in het huis van A. Leuwenhoek
Hierna riep de kordate Wilhelmina de
hulp in van haar broer, de Pruisische
koning. Deze stuurde troepen en
herstelde de prins in zijn oude positie.
Gravure van G. A. Lehman.
3