van haar hebben want je kreeg er een prima behandeling. Op zondag 3 mei was er bal bij Gert de Wit in 't Zand. 's Middags stapte ik op de fiets om 's avonds met Arie Smit naar het bal te gaan. Hij hoefde mij niet te halen want ik hield niet van dat geheneweer. 't Was nog een uur fietsen. Wij hebben ons die avond best vermaakt. Ik hield erg van dansen en Arie kon best walsen. Na sluitingtijd gingen wij met een clubje naar Smit te koffiedrinken. Arie's moeder zorgde er altijd voor dat er een grote pot koffie op het lichtje stond. Gezelligheid kent geen tijd en het was bijna vier uur toen wij op de fiets stapten om naar huis te gaan. 's Maandags moest ik weer naar m'n werk. Het was stil weer en bitter koud en ik zat nogal in elkaar gedoken op m'n fiets, in de vroege uurtjes was er weinig verkeer. Bij de Stolpen reden ons twee auto's voorbij. Even later hoorde ik in de verte een vreemd geluid, maar Arie en ik zeiden niets. In de bocht naar de vlotbrug zag ik een auto in de kant staan en dacht ik: "Hier is zeker iets gebeurd". In die tijd was er nog geen rijwielpad. Ineens zegt Arie: ik ga terug want er ligt een dooie man in de kant". "Heb je dat wel goed gezien" vraag ik, "Ja, ik zag het in het licht van m'n lantaarn". Ik vond het zo vreemd want er was geen mens te bekennen. Er kwam nog een fietser aan en samen gingen wij terug. Arie liet z'n voorwiel draaien om licht te hebben en herkende de man direct."Het is Koordes, de pianist. Die heeft de hele avond zitten spelen bij de Wit", zei Arie. Hij had een flinke hoofdwond en lag in een grote plas bloed. Je kon zien dat er niets meer aan te doen was. Die man woonde op de Stroet en was per fiets op weg naar huis. In de gehavende auto zat geen mens. Daar stonden wij dan in 't donker met z'n drietjes, stijf van de schrik en de kou. Arie wilde net naar een boerderij gaan die een stukje van de weg af stond. Op hetzelfde moment kwamen er twee auto's vanaf Schagerbrug. De dokter stapte uit en constateerde dat de man op slag dood was geweest. Uit de andere auto stapten een stel jongelui. Niet een van hen had zeker de moed gehad om bij die dode man te blijven. Ik vroeg aan een van de jongens hoe het gebeurd was, laat het nou de dader wezen en hij zei: "ik heb de man niet gezien", "hoe hard reed je dan?", Vroeg ik. "Nou zo'n 70 kilometer", antwoordde hij. "Dat lieg je", zegt Arie, "want je bent ons voorbij gereden en je reed minstens 100 kilometer". Arie kon het weten, want hij had ook al een rijbewijs. "Nou laat het dan 80 of 90 kilometer zijn geweest", zegt hij. 't Was half zes in de morgen toen ik eindelijk thuiskwam. Moeder vroeg: "wat is er gebeurd, je ziet zo wit als een doek?" Arie ging weer naar huis en ik naar bed. Maar ik kon niet slapen want steeds zag ik die man liggen en ik ben maar naar mijn werk gegaan. De volgende dag was ik jarig maar ik kon het nog niet van me afzetten. In november raakte mijn verkering met Arie voor de vierde keer weer uit. Toen wisten wij allebei dat het toch geen echte liefde was. Wij zetten voorgoed een punt achter onze verkeringstijd maar wij bleven vrienden. Later werden wij zelfs familie, mijn zuster Bet is met Arie getrouwd. Op 5 juli 1936 zou ik met m'n zuster Bet en m'n vriendin Trien Jonker naar de laatste zondag van de Schager kermis gaan. Toen ik me boven aan het verkleden was riep moeder: "de Baan staat in brand". Wij gingen er snel heen en het huis brandde als een fakkel. Voordat buurman Spaansen er uit liep (nu kom ik op die hendel terug) sloot hij nog gauw het gas af. Na de brand was de gasbus leeg, er zat geen dubbeltje meer in. Wie kon het anders gedaan hebben dan buurman? Als een boef werd hij naar Alkmaar gebracht naar de gevangenis en buurvrouw kwam bij ons. Wat een toestand! Alles kwijt en dan ook nog beschuldigd worden van diefstal. Het was het gesprek van de dag, in de scheerwinkel werd er ook druk over gepraat. De kapper ving iets op dat hij niet vertrouwde, hij ging met het bericht naar de politie. Het kwam uit dat een paar jongens van welgestelde ouders de gasbus hadden leeggehaald. Woensdagavond na de brand kwamen twee agenten buurman Spaansen weer terugbrengen. Nog diezelfde avond ging voor mij een nieuw tijdperk in. Op de Schager kermis ontmoette ik Piet Mulder, de man van mijn leven. Met hem heb ik 51 jaar lang lief en leed gedeeld. Mevr. Nel Mulder-Bommer 32

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 1999 | | pagina 36