op komst. Na een week kreeg ik erge heimwee naar huis, ik vroeg of ik de eerste zondag naar huis mocht. Dat vond ze goed, maar niet voordat de afwas van de middag klaar was. Ik moest er maandagmorgen om acht uur weer zijn. Zo ging dat om de veertien dagen, dat stond me slecht aan. Daarom wist ik al gauw dat ik met kerstmis weer weg zou gaan. Voor de Tuitjenhorner kermis had ik een nieuw gebit voor 75 gulden. Toen ik weer thuis was ging ik naar Schagen waar ik een nieuwe fiets kocht voor 24 gulden. Dat was een prima karretje. In de zomer dat ik nog bij die boer diende brandde het huis van de buren af dat tegen de dijk aanstond, ik heb er nog bij staan kijken. Toen kon ik niet weten dat ik er nog eens zou komen te wonen met mijn man en kinderen. Ruim 16 jaar later werden wij buren. Ik moet zeggen dat wij er beste buren aan hebben gehad, altijd waren zij bereid op de kinderen te passen en de helpende hand te bieden als dat nodig was. Mijn vriendin Nel Boerdijk kwam in dienst bij Piet van Diepen die net over de Zijperdijk woonde. Ik was erg blij dat ze daar in dienst was, zo fietsten wij om de 14 dagen zondags samen naar huis. 's Maandagsmorgens zaten wij om zeven uur alweer op de fiets. Het was een uur rijden en om acht uur moesten wij binnen zijn. Dinsdagsmiddags gingen wij met elkaar naar de Graal, dat was een godsdienstige bijeenkomst voor meisjes en werd gegeven in de kerk van 't Zand, dat was alle vrijheid die wij kregen. Ook Nel wist dat ze met Kerstmis wegging. Je kon wel voor de Kerst ontslag nemen maar dan was het heel moeilijk om aan een andere betrekking te komen. Je was dan "vet". Als je vroeger van werk wilde veranderen of als je ontslagen werd, was daar een bepaalde datum voor. Voor dienstbodes was dat met Kerstmis. Voor een boerenknecht was dat met "vrouwendag" (2 februari, Maria Lichtmis) en een boerenwerkman veranderde op 1 mei van baan. Met zijn gezin verhuisde hij dan naar het arbeidershuisje wat de boer beschikbaar stelde. Moeder was blij dat ik weer thuis kwam want dan kon Bet naar de overbuurvrouw, Rika Rebel, die met TBC op bed lag. Niemand durfde haar te helpen omdat het besmettelijk was. De dokters wisten er toen nog weinig raad op. Moeder kon het niet over haar hart verkrijgen om die zieke vrouw met drie kleine kinderen aan haar lot over te laten. Op 39 jarige leeftijd is buurvrouw Rebel overleden. Daarna ging ze de vrouw van Jan Bes helpen die ook TBC had en daar aan overleden is. Nare gevolgen heeft Bet er niet van overgehouden. Tijdens de kermis van 't Zand had ik verkering gekregen met Arie Smit. Dat raakte uit maar na een half jaar gingen wij toch weer met elkaar om. Moeder knapte weer wat op en ik wilde graag wat meer verdienen. Ik nam een werkhuis aan bij Piet Spaansen waar ik op maandag te werk ging. Ik moest daar de hele was op de hand doen voor het gezin dat uit tien personen bestond. Dinsdags deed ik thuis de was. Via tante Geertje Meester-Bruin kreeg ik een werkhuis op Oudkarspel bij bejaarde mensen. Daar ging ik vrijdags heen. Dat was 20 minuten fietsen ik heb er vier jaar met plezier gewerkt. Als het in de winter hard vroor en ik in de keuken aan het werk was zei de vrouw: "kom maar gauw bij de kachel Neeltje, het is toch de langste tijd donker." Mijn zuster Afie kwam van de lagere school dus zij kon moeder helpen, ik deed alleen het zwaarste werk. Ik kon bij Kroon komen werken voor twee dagen in de week. Zij hadden een kruidenierszaak in Oudkarspel en ik ging daar ook te werk. De man werkte bij de Broeker veiling, de vrouw deed de winkel samen met haar zoon. Ook werkte er nog een knecht. Het werd steeds drukker in de winkel en de vrouw kon het vele werk niet meer aan. Zo nu en dan hielp ik de klanten, maar dan bleef mijn werk liggen. Het laatste jaar dat ik er werkte kwam er een winkelmeisje bij voor dag en nacht. Dat was Annie Niemeyer van Sint Maarten. Annie en ik konden het best met elkaar vinden. Als het slecht weer was bleef ik slapen, ik sliep dan bij haar op de kamer. Annie, die thuis enig kind was, vond dat prachtig, we hebben wat afgelachen met elkaar. Bij die mevrouw kon je het niet zo gauw goed doen, als er iets mis ging werd ze kwaad en dan moesten wij het allemaal ontgelden maar daar trok ik mij niets van aan. Als ik 's morgens om acht uur aankwam op de fiets en ik hoorde Annie het liedje neuriën: "t is weer kermis in het land", dan wist ik hoe laat het was. Als er weer eens iets mis was kregen Annie en ik er de schuld van, maar Annie moest het aanhoren. "Ik kan het wel tegen Neel zeggen," zei ze," maar die doet toch net of ze gek is. Was ze in een goede bui dan was ik Neeltje. Toch kon ik het wel 31

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 1999 | | pagina 35