mtatam WÊSSÊSÊÊÊÊÊÊÊÊÊ WBÈÈSÈSÊm ook nog mee". In m'n angst gaf ik dat beest een flinke trap tegen z'n kop, gelijk stoof hij jankend de deur uit. Haar moeder die nogal doof was kwam de keuken binnen en vroeg: "Wat is hier aan de hand?", Ze had de hond horen janken. Ik vertelde haar hoe het gegaan was en ze me: "hoe durfde jij dat te doen?" "Nou" zei ik: "er was geen durven aan want ik had hem al een trap gegeven voor ik het zelf wist". Je staat soms versteld hoe een mens kan reageren. Mijn angst voor de hond was niet ongegrond. Op een dag was hun zoon met de hond aan het wandelen, de jongen werd door de hond in zijn gezicht gebeten. Ze hebben de hond meteen weggedaan. Als kind van zes ben ik bang van honden geworden. Ik moest een brood halen bij bakker Kaandorp, de voordeur was vast en ik ging achterom. De bakkerswagen stond pal voor de deur die open was maar ik zag geen mens. Ik kroop onder de wagen door, wat de hond zeker niet vertrouwde want midden onder de wagen beet hij me in m'n kuit, ik schrok me rot. Het viel nogal mee want ik had dik gebreide zwarte kousen aan maar toch kwam het bloed er door heen. Op een zondag ging ik met m'n vriendin Anna van der Stoop naar haar zuster die in Langedijk woonde. Je moest dan over een bruggetje heen, een van de vele bruggetjes die er toen nog waren. Het was nogal koud en ik had m'n handen in mijn jaszak waar ik ook m'n portemonnaie in had zitten. Ik gleed uit, sloeg m'n handen uit naar de brugleuning en "woeps" daar ging m'n portemonnaie het water in. Hij bleef eerst nog even aan de kant drijven en ik sprong met een gang over een hek heen om hem nog te pakken. Maar helaas hij zonk de diepte in. Een mooie portemonnaie met drie gulden erin waar ik zeker een week voor moest werken. Ik wilde weer over het hek teruggaan maar ik zag dat het een ijzeren punthek was. Ik vroeg aan m'n vriendin: "hoe ben ik hier overheen gekomen?". Anna zei: "Je greep die stang tussen de punten en je gaf toch een sprong." Ik stond er versteld van en ben maar omgelopen want ik kon er niet weer overheen komen. Zo zie je maar weer wat je kunt als je in actie moet komen. Er kwamen een paar jongens aangelopen en ik vertelde hen dat m'n portemonnaie in het water lag. Een van die jongens ging een modderbeugel halen bij zijn vader, maar het lukte hem niet mijn portemonnaie op te vissen, die was ik kwijt. Met een modderbeugel werden vroeger de sloten met de hand uitgebaggerd, de bagger werd dan over het land verspreid. In de dertiger jaren heerste er een grote werkeloosheid. Er werd weinig verdiend en steun van de gemeente kregen mijn ouders ook niet meer. Mijn broers draaiden er voor op om ze te onderhouden. AOW kwam pas in 1957. Moeder kreeg het in haar rug en ook bloedarmoede, daardoor kon ze het werk niet meer aan en moest ik thuisblijven om de huishouding te doen. Door zo nu en dan wat naaiwerk te doen voor mensen wist ik zelf m'n kleren te verdienen en zelfs nog een zakcentje. Ik had een slecht gebit en wilde graag een kunstgebit hebben, ook was ik aan een nieuwe fiets toe maar ik kon het niet bij elkaar sparen. Mijn zuster Bet diende al drie jaar bij tante Geertje in Wervershoof. Ik wilde dat zij thuis kwam zodat ik in betrekking kon gaan, anders kwam ik nooit aan een nieuw gebit en een nieuwe fiets toe. Mijn ouders stemden daarmee in. Zo gebeurde het dat ik naar Cor Burger ging voor f 3,50 in de week. Om de veertien dagen mocht je een keer naar huis, een week vakantie en drie dagen vrij voor de kermis. Die boer woonde buiten 't Zand aan de Zijperdijk, daar was verder weinig te beleven. Het was regel dat boerenmeiden met Kerstmis in dienst kwamen. Omdat ik met de feestdagen graag thuis wilde zijn vroeg ik aan de boer of ik een week later mocht beginnen. Dat vonden ze goed. De boer wilde mij halen met paard en wagen, dat was zo de gewoonte. Ik zag me al gaan met die boer en daarom stelde ik voor dat ik zelf wel op de fiets kwam. Op maandagmiddag ging ik bepakt en bezakt in m'n eentje het onbekende tegemoet. Mijn Opa had gezegd: "Je gaat dienen, reken maar datje moet dienen!". De boer en zijn vrouw hadden mij op zondag al verwacht, nou dan kenden ze mij nog niet. De boerin gaf mij het laatste beetje koffie dat nog in de pot zat en zij wees mij boven mijn kamertje aan. Even later riep ze van beneden: "neem je een schort mee?". Het was meteen werken geblazen en 's avonds borstrokken breien voor de kinderen. Ze hadden er drie en de vierde was WBSSB5SS88EM 30

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 1999 | | pagina 34