■■HMl onze fietsen werd niet gekeken. Wij wilden opstappen maar er was aan allebei de fietsen wat stuk. Daarom besloten wij maar te lopen met de fiets aan de hand. Intussen werd het donker en tot overmaat van ramp begon het ook nog te regenen. Daar liepen wij dan te sjokken en wij kwamen koud en doornat thuis. Na enige weken kregen wij een oproep om voor het kan tongerecht te verschijnen als getuige. Doordat de bestuurder van de auto bewust naar links was gegaan om de krappe bocht te kunnen nemen kreeg hij een hoge boete. Ook moest hij de schade aan onze fietsen betalen. Ik was nog maar net 17 jaar toen ik naar tante Afie in Wervershoof gestuurd werd. Daar was een baby op komst, de 8e en tante Afie had geen hulp. Ze wist uit ervaring wanneer de baby ongeveer zou komen. De dag dat ik naar Wervershoof ging had ik tegenwind en waaide het behoorlijk. Gewoonlijk was het twee uur fietsen maar die dag deed ik er drie uur over. Ik had er helemaal geen zin in maar moeder zei: "vroeger heeft ze mij geholpen, nu kan ik haar weer helpen". Dat was mooi gezegd maar ik moest het toch maar doen. De baby werd geboren toen ik er 4 dagen was, op 30 maart 1931. Mijn oudste zuster Klazien was inmiddels getrouwd, zij woonde aan het eind van Wervershoof en kwam de was doen. Ik de huishouding runnen en ook alle dagen luiers wassen. Gelukkig deden de oudste meisjes lichte werkjes, anders had ik het niet gered. Achttien dagen heb ik mijn tante geholpen. Ze mocht me niets geven van moeder omdat zij wist dat haar zus het niet kon missen. Kinderbijslag kwam pas na de oorlog, iemand met tien kinderen verdiende net zoveel als iemand met twee kinderen. Het is ook nooit bij me opgekomen dat ik er iets voor zou krijgen, ik zag het als een wederdienst en verwachtte geen beloning. Mijn jongste broer Jan was 7 jaar oud toen hij op een zondagavond zijn been brak. Een paar meisjes kwamen hem thuis brengen en ik zag dat het halve been er bij neer hing. Maandags kwam de dokter het been zetten, moeder ging naar de buurvrouw want ze kon het niet aanzien. Ik moest de dokter helpen door hem goed vast te houden. Die jongen heeft het uitgegild van de pijn want het gebeurde zonder verdoving. Voor zoiets ging je vroeger niet naar het ziekenhuis. Zijn been ging in het gips en hij moest er zes weken mee in een lange bak liggen met een soort ruif eroverheen voor de dekens. De eerste week kreeg hij koorts en heb ik 's nachts uren bij hem gewaakt. Hij lag in de kamer voor het raam, daar was weinig te zien want wij keken het land in. Alleen kwam er af en toe een schuit voorbij. Jan lag al een paar weken in bed toen iemand kwam zeggen dat de zeppelin aan kwam vliegen. Dat was in 1932 en als laatste ging ik de deur uit. Ik hoorde m'n broertje Jan luid roepen dat hij het ook wilde zien maar wat kon ik daaraan doen. Ik zag dat de zeppelin zeer langzaam vloog, dus ik rende terug naar huis. Razend snel ruimde ik de keukentafel af die voor het raam stond en ik trok het gordijn weg. Ik ging naar Jan en zei: "hou me met twee handen goed om m'n nek vast" en ik tilde hem uit zijn bed. Met een hand om z'n middel en de andere hand onder die bak, zo zette ik hem op de keukentafel neer. De zeppelin (het was een joekel) kon hij best zien gaan en zelf ging ik weer naar buiten om te kijken. De anderen waren naar het eind van de buurt gelopen waar heel wat volk stond te kijken. Voordat ze terugkwamen had ik Jan alweer terug in zijn bed gelegd. Jan was erg blij en hij vertelde dat hij de zeppelin ook had gezien. Moeder en mijn broers en zussen wilden hem eerst niet geloven want dat kon toch immers niet. Moeder zei: hoe kom je het wagen, je had wel kunnen struikelen". Maar dat kwam niet bij me op, alleen de gedachte dat Jan op deze manier de zeppelin ook kon zien. Zo zijn er wel meer dingen die je doet in een opwelling. Zo heb ik het ook gehad bij Piet Spaansen waar ik werkte in de huishouding. Piet had een grote trekhond voor de bakfiets. Daar ventte hij aardewerk enzovoorts mee. Verder stond die hond aan de ketting in de schuur. Ik had het niet erg op die hond voorzien, hij keek mij te vuil uit zijn ogen. Daarom ging ik met een grote boog om het beest heen. In de achterkeuken van de familie Spaansen was ik met naaiwerk bezig, Truusje van 11/4 jaar zat naast me op de vloer, ze was met twee jonge katjes aan het spelen. Het was zomer en de deuren stonden altijd open. Opeens komt die hond binnen stormen met vurige ogen en z'n bek open. Die hond ging op Truusje aan die de katjes in haar kleine knuistjes had. Ik zat op de stoel en dacht: "O God, hij bijt die handjes 29 I mmm m i «-i-m»

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 1999 | | pagina 33