waren geraakt. De verwerkingsinrichting in Schagen kreeg zo'n 60 stuks dood vee te verwerken. Vele landbouwers waren hun broodwinning kwijt doordat hun land blank stond en de pas gezette koolplanten waren weggespoeld. Onze oude buurvrouw, Guurtje Spaansen-Sluis die 90 jaar was, had het in haar lange leven nog nooit zo meegemaakt. Zwaar onweer met storm en hagel richtte in Europa grote schade aan met veel doden (mensen en dieren) in het open veld. Wij kwamen thuis bij buurvrouw vandaan en merkten dat het katoenen karpet helemaal doorweekt was van de ier (Losgeweekte aanslag uit de schoorsteen). De volgende dag werd het kleed in de sloot uitgespoeld, een vies smerig werk en een zware klus. Op een vroege morgen in de zomer stond het huis van Jan van Veen, dat tegenover ons stond, in de brand. Moeder zag het en riep ons het bed uit. De rook kwam door het hele dak heen toen wij er bij stonden. De brandspuit stond klaar maar ze begonnen nog niet te blussen. Ik hoorde iemand vragen "waarom spuiten jullie niet?" Nou wij kunnen de slangenlegger niet wakker krijgen! De ramen waren al gebarsten voor ze begonnen. Ze maakten nooit zo'n haast met het spuiten. Het was beter als het geheel afbrandde, anders kreeg je veel te weinig uitbetaald van de verzekering. Eerst spoten ze de koffiepot van de tafel. Ik zie nog die twee oude mensen er uit komen. Ogenschijnlijk kalm met wat spullen onder hun arm. Het was een oud huis, het is niet meer opgebouwd. Het was ook in de dertiger jaren dat mijn zuster Bet, Trien Jonker en ik naar de Artis gingen in Amsterdam. Op een zondag in het langst van de dagen, Stapten wij 's morgens om vier uur op de fiets naar Alkmaar. Vervolgens met de boot van het Alkmaars Packet naar Amsterdam. In die tijd had de stad al nieuwe tijd maar het platteland nog niet. De boot ging om zes uur van wal maar dat voor ons dus vijf uur. De boot voer nogal langzaam en ging hier en daar aan wal om passagiers op te pikken. Wij kwamen in Amsterdam achter het centraal station aan. In de St. Nicolaaskerk begon er net een kerkdienst. Wij als goede katholieke meisjes gingen eerst naar de Heilige Mis die om half negen nieuwe tijd begon. In de kerk keken wij er vreemd van op dat de mannen en de vrouwen gemengd zaten. In onze kerk zaten we nog gescheiden, dat behoort nu tot een lang verleden. Na de dienst gingen wij Amsterdam in en kwamen op een markt terecht. Dat vonden we erg leuk. Een markt en nog wel op zondag! Nadat wij daar wat rondgekeken hadden wilden wij naar Artis, maar hoe moesten wij daar komen. Ik vroeg het aan een jonge man die op de hoek van een straat stond. Hij keek mij minachtend aan en zei: "Poe! Naar Artis! Ga met mij mee naar de spelen in het stadion." Ik kreeg een raar gevoel over me en liep meteen weer weg. Even later vroeg ik de weg aan een politieagent. Het bleek dat wij al dicht bij Artis waren. Wij waren daar nog nooit geweest en keken onze ogen uit. Zo veel verschillende beesten. Vooral de apen vonden wij prachtig. In het aquarium wist ik niet wat ik zag, zoveel mooie vissen als er waren. Wat een kleurenpracht, ik kon er niet over uit. Intussen werd het weer tijd voor de terugreis. Wij hadden een kaartje gekocht voor de trein. In Alkmaar aangekomen vonden wij het te vroeg om al naar huis te gaan. Wij besloten naar de film te gaan die om acht uur begon. Tijdens de film viel ik in slaap, ik schrok wakker van het lawaai toen de film afgelopen was. Aan Bet en Trien vroeg ik hoe de film geweest was, maar zij waren ook in slaap gevallen. Hoe kon het ook anders, zo vroeg op pad en al dat geslenter in Amsterdam. Wel was het een duur slaapje maar zo erg was dat niet, lekker uitgerust stapten wij op de fiets en na een uur waren wij weer thuis. Ik was ongeveer 14 of 15 jaar oud toen ik op een zondagmiddag met mijn klasgenootje Trien Kamper mee op de fiets naar Alkmaar ging. Haar moeder lag in het ziekenhuis en ze had ge vraagd of ik mee ging. Op de terugweg werden wij aangereden door een auto in Warmenhuizen. Het was in de krappe bocht bij het café "de Moriaan". Om die bocht kon je niets zien aankomen en wij hielden allebei goed rechts. Ik zag die auto op ons af komen, dus ik liet me tegen het hek aan vallen en Trien viel tegen mij aan. Die vent wist ons net te ontwijken en gelukkig mankeerden wij niets. Al gauw kwamen er mensen om ons heen staan en ook de politie was al snel aanwezig. Die schreef alles op hoe het gebeurd was en ieder ging weer zijn weegs. Naar 28

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 1999 | | pagina 32