De opzienbarendste verheffing van enig rechtsgebied in het graafschap Holland was de
vorming van het graafschap Egmond, dat daarmee zelfs in naam en titel op gelijk niveau met
het graafschap Holland kwam te staan. Keizer Maximiliaan I, graaf van Holland etc. verhief in
1482 een deel van de Egmonder bezittingen tot graafschap, te weten: de heerlijkheden der
Egmonden, Bakkum, het eiland Huisduinen, Petten, Warmenhuizen, Haringcarspel en Oud-
Karspel. Het is duidelijk dat het graafschap Egmond een vrije heerlijkheid bij uitstek was. Toen
het huis Egmond de hertog van Gelre voortbracht en de graaf tot prins van Gavere werd
verheven kreeg het graafschap Egmond nog meer glans en benaderde de onafhankelijkheid.
Dat zou echter niet lang duren. De graaf kwam in financiële problemen en in1607 verwerden de
grafelijkheidsdomeinen het graafschap Egmond. Zoals gezegd, ook na die aankoop bleven de
heerlijkheden afzonderlijke administratieve rechtsgebieden. De heerlijkheid loste dus niet a.h.w.
op in het grotere verband.
Een lid van de familie Egmond streefde ernaar het oude Egmonder bezit weer in handen te
krijgen. Gerard van Egmond van der Nyenburg, geboren uit een bastaardtak (zelf vermeldde hij
liever dat hij stamde uit een geheim huwelijk), kocht in 1691 de heerlijkheid Petten. In 1722
kocht hij van de grafelijkheidsdomeinen de restanten van het oude slot in Egmond aan den
Hoef voor 11.000,- en voor 64.500,- de ambachtsheerlijkheden Egmond-Binnen en
Egmond aan Zee, Egmond aan den Hoef en Rinnegom. Via Maria van Egmond van der
Nyenburg komt dit bezit in 1742 in handen van mr. Nanning van Foreest, burgemeester van
Hoorn en stammend uit een oud adellijk Hollands geslacht. Deze familie zou ook in het bezit
komen van Haringcarspel. De bijzondere herkomst van de heerlijkheid Haringcarspel maakte
dat het ook in waterstaatkundig opzicht grote zelfstandigheid bezat. Harenkarspel (evenals
Veenhuizen) had het rechtsgezag over de bedijking en viel voorts niet onder de hoge jurisdictie
van het baljuwschap van de Niedorpen.
7 Het opheffen en weder instellen van de heerlijkheden
De komst van de Fransen in 1795 in ons land leidde o.a. tot verjaging van het Huis van Oranje
en de opheffing van de heerlijkheden. Toen de Oranjes in 1813 terugkeerden werden de
voormalige heerlijkheden weer gedeeltelijk hersteld. Hadden onder het ancien régime de Heren
der heerlijkheden recht tot benoeming, de Heren der herstelde heerlijkheden kregen in 1813
kregen die rechten niet terug, maar in plaats daarvan kregen zij het recht van voordracht. Daar
stond tegenover, dat de Heren niet langer met de heerlijkheden beleend werden en nu vrijelijk
de heerlijkheden konden vervreemden. Heergewaden waren ook niet langer meer verschuldigd.
De Heren droegen nu o.a. de kandidaten voor aan de Koning ter benoeming tot schout van de
gemeenten ten plattelande. In 1848 werd de Grondwet ingrijpend veranderd. Artikel III (in
1936 werd dit artikel I) der additionele artikelen van de Grondwet bepaalde voortaan dat: "Alle
heerlijk rechten betreffende voordracht of aanstelling van personen tot openbare of kerkelijke
betrekkingen zijn afgeschaft". Daarmee waren de heerlijkheden in eigenlijke zin afgeschaft.
8 De overige heerlijke rechten
Additioneel artikel I kende nog een tweede lid: "De opheffing der overige heerlijke rechten en de
schadeloosstelling der eigenaren kunnen door de wet worden vastgesteld en geregeld". Wij
zien zo dat, de heerlijkheden dus nog tot op heden na-ijlen. Die overige rechten waren geen
overheidsrechten, maar eigenlijk vermogensrechten. Thans behoren zij tot de zgn. beperkt
zakelijke rechten. Aanvankelijk bestond er nog een heerlijk jachtrecht, maar dit verdween bij de
Jachtwet, dat de Heren het genot van de jacht ontnam. Artikel 70 van de Jachtwet 1923
bepaalde: "Alle jachtrechten zijn opgeheven. Jachtrechten kunnen niet meer worden gevestigd".
Wat niet is afgeschaft is o.a. het heerlijk visrecht, hetgeen inhoudt dat de Heer mag vissen in
alle wateren in zijn heerlijkheid of hij nu daarvan eigenaar is of niet.
Zo zijn er nog wel andere heerlijke rechten, zoals het recht van aanwas van gronden dat vooral
in Zeeland soms nog tot fors vermogensvoordeel leidt. Slikken vallen in Zeeland onder het
heerlijk rechf van aanwas. Vonnis van de Arrondissementsbank Middelburg van 4 november
1998, rol 97/0011 (niet gepubliceerd; appel hangende) inz. De Staat der Nederlanden tegen de
Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten enz. en G.L. Macaré.
14