Zij werden daarbij gesteund door de Engelsen die via Tuitjenhorn en Warmenhuizen opgerukt waren. Een vierde colonne, ook bestaande uit Engelsen, belette de Fransen die de Langedijk bewaakten zich bij de strijd in Schoorldam aan te sluiten. Vervolgens rukten Britten en Russen in een aaneengesloten front, door en langs de duinen op naar Bergen. Dat werd in de namiddag bereikt. In Bergen troffen de geallieerden Franse en Bataafse troepen aan die heftig tegenstand boden. Er ontspon zich een gevecht met de bajonet dat duurde tot in de vooravond en dat, door de duisternis gedwongen, tot kort voor Egmond eindigde. Gedurende de nacht trokken Fransen en Bataven zich terug op Beverwijk waardoor een nieuwe confrontatie werd voorkomen. De geallieerden handhaafden zich in het overwonnen gebied en installeerden zich in de dagen na de "Slag bij Alkmaar", zoals de strijd van 2 oktober wordt genoemd, in Alkmaar zelf. De geallieerde vloot had op 2 oktober Lemmer, Enkhuizen en Hoorn en de Waddeneilanden in bezit genomen en concentreerde zich voor Pampus. Het aantal doden van de "Slag bij Alkmaar" was weer groot, meer dan 4000 soldaten lieten het leven. Camperduin, Groet, Schoorldam, Schoorl, Aagtdorp en Bergen waren ruïnes geworden. Het gebied ten noorden van Egmond leek stevig in handen van Britten en Russen. DE LAATSTE POGING Al op 6 oktober werd er opnieuw slag geleverd. In de vroege morgen werden door de geallieerden de dorpen Akersloot, Schermerhorn, Bakkum, Egmond en Limmen veroverd. Toen kwam de Franse tegenaanval vanuit Beverwijk. De hele dag was er een op- en neergaande strijd in het gebied tussen Limmen en de zee. Er kwam geen ovenwinnaar uit. Een wolkbreuk in de vooravond maakte doorvechten onmogelijk. Slagregens 's avonds noopten tot alleen maar verdedigend vuren. Deze "Slag bij Castricum", dat was toen nog maar een gehucht, die dus onbeslist eindigde, kostte nog eens zo'n 4000 mensen het leven. Veel dorpelingen overleefden die dag evenmin. Overal werd een spoor van verwoesting achtergelaten. DE RAMPZALIGE TERUGTOCHT De Fransen hielden vanaf de zevende oktober het gebied tussen Purmerend -tegen de Zuiderzee aan gelegen- en Beverwijk, aan de Noordzee, stevig in handen. Over water en via 'Holland op zijn smalst' voerden ze constant versterkingen aan. De geallieerden kregen te kampen met gebrek aan bevoorrading. Er restte hen niet veel anders dan zich toch maar weer terug te trekken op de Zijpe. De nauwelijks georganiseerde terugtocht daarheen werd op 7 oktober, om 10 uur 's avonds, ingezet. Een deel van de troepen trok via het strand richting Petten. Dat verliep tamelijk probleemloos. De hoofdmacht probeerde een weg te vinden langs de landkant van de duinen. Onbekendheid met het terrein en de duisternis veroorzaakten chaotische toestanden. Wie van de weg afdwaalde werd veelal door achtervolgende Fransen ontdekt en van het leven beroofd of kwam om in sloot of moeras. Dat overkwam ongeveer 1000 achterblijvers. De overigen wisten de tocht van circa 50 kilometer naar het gebied tussen Petten en Schagen, op de achtste oktober te voltooien. Op 9 oktober werd in Schagerbrug het hoofdkwartier van de geallieerden ingericht en werden er voorposten in Dirkshorn, Winkel en Petten bemant. Die van Dirkshorn en Winkel werden na één dag al onder de voet gelopen. Ter verdediging werd, nu door de Engelsen en Russen, het gebied rond Schagen onder water gezet. EINDE VAN DE VIJANDELIJKHEDEN EN TERUGTOCHT In de Zijpe wachtten nu ongeveer 40.000 Russen en Britten op de dingen die komen gingen. Het voorjaar afwachten en opnieuw beginnen was in het leeggeplunderde gebied nagenoeg niet mogelijk. Weer ten strijde trekken en uiteindelijk toch weer op de Zijpe terugvallen zou alleen maar verliezen aan manschappen en materieel opleveren.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 1999 | | pagina 10