Dit verlichtte het werk van de boerin, die nu meer tijd kreeg voor het huishouden en de
opvoeding van de kinderen. Elke dag werd de afgeroomde avondmelk samen met de
morgenmelk in grote bussen of houten vaten van de boerderij naar de fabriek gebracht.
Dit gebeurde met hondenkarren, handkarren of paard en wagen. Wel bleef de
behandeling van de avondmelk en de bereiding van de boter in handen van de boerin. De
overgang naar de fabriek ging geleidelijk. Grote gezinnen, waar genoeg vrouwelijke
arbeidskracht was, bleven nog kaasmaken op de boerderij. Een boer met acht dochters
meldde de zuivelconsulent in die tijd: "Ik ga maar niet naar de fabriek, want ik moet toch
werk hebben voor mijn meiden." De boerenkaasbereiding bleef het langst in de
overwegend Rooms-katholieke streken waar de gezinnen het grootst waren. Ook wanneer
het financieel voordeliger was om kaas op de boerderij te maken, bleef het bestaan.
Elk Noord-Hollands dorp had een kaasfabriek, soms twee. De boeren en de timmerman
van het dorp bouwden de fabriek zelf. De directeur van de fabriek was meestal een van
de melkleverende veeboeren. De leiding was in handen van een kaasmaker, die met zijn
gezin op de fabriek woonde. Als de kaasmaker geen knechten had, vormden zijn vrouw
en grote kinderen het hele personeel. Daarom was de kleine Noord-Hollandse kaasfabriek
eigenlijk nog een gezinsbedrijf. Ook hielpen mensen uit het dorp soms mee. In
Hoogkarspel liep de kaasmaker dan naar buiten en liet "een krachtig geluid horen",
waarna een paar mensen hun huizen uit kwamen om te helpen met het vullen van de
kaasvaten. Bij de benoeming van een kaasmaker werd vooral rekening gehouden met de
eigenschappen van zijn vrouw op het gebied van orde en netheid.
Grotere fabrieken
Langzamerhand had de kaasbereiding een meer wetenschappelijke basis gekregen. In
Hoorn was een Rijkslandbouwproefstation met Proefzuivelboerderij gevestigd waar meer
kennis werd verkregen wat betreft de kaasbereiding. In plaats van eenvoudig ingerichte
kaasfabriekjes, kwamen er in de loop van de twintigste eeuw steeds modernere
zuivelfabrieken.
25