Het zal wel een afwijkende hobby zijn om eens een artikeltje naar de krant te zenden
of voor een tijdschrift, maar ik heb ook enkele jaren met veel plezier oude
ansichtkaarten verzameld.
Hieronder echter een geheel andere belevenis, het betreft een totaal onverwachte
confrontatie met de politie.
Zoals iedere ochtend was ik vroeg bezig de
fuiken te lichten, deze keer rond het
Oosterdel gebied te Broek op Langedijk. Nu
waren er in dit dorp verschillende tuinders
die ook vroeg in de sokken stonden om b.v.
bloemkool te gaan hakken en deze nog
dezelfde morgen naar de veiling brachten.
Na alle fuiken te hebben gelicht was de
kortste route naar vishandel Vlug, om hier de
gevangen paling af te leveren, langs de
Broeker veiling.
Het schuitje was nauwelijks aan de betonnen steiger vastgelegd toen er twee
politiemensen uit de rokerij stapten met de opmerking: "We zien dat u Siewertsen
bent en we hebben een paar vragen te stellen." Ik dacht dat ze mij kenden wegens
mijn nogal forse gestalte in die tijd, honderd en zes kilo, schoon aan de haak
(momenteel 78 kilo), maar dat bleek een foute gedachte. Op hun bureau hadden ze
de lijst met namen van alle vissers plus hun merken aan de fuikenstokken nagekeken
en zagen nu aan de stokken wie deze eigenaar was. "Wat ligt daar voorin het bootje,
onder die jas?" was hun eerste vraag. Onder de oliejas die nooit werd vergeten om
mee te nemen, lagen half zichtbaar drie vers gehakte bloemkolen, dus tilde ik de jas
even omhoog zodat deze bekende Hollandse groente goed zichtbaar werd en ik
stelde meteen de vraag wat of dit alles te betekenen had. Dit werd echter afgedaan
met het antwoord: "Wij stellen hier de vragen." Daar werd ik op dat moment nogal
pissig over, vooral toen de vraag werd gesteld op welke manier de bloemkool in mijn
bezit was gekomen. "Gevonden," zei ik direct. Dat zou immers mogelijk zijn geweest
als er een paar van de motorvlet van een tuinder waren gevallen. "En die andere
negen stuks heb je zeker ergens in een rietschoot verstopt om ze straks op het
halen!" Het was opvallend dat ik niet meer met 'U' maar met 'je' werd aangesproken.
Niet erg gebruikelijk bij de politie dacht ik, maar vooral hun vraag over nog negen
bloemkolen was bijzonder raadselachtig. Na enig heen en weer gepraat volgde min
of meer een dreigement van de politie dat als ik geen geloofwaardige verklaring van
de verdwenen bloemkolen kon geven, ze proces verbaal zouden moeten opmaken,
met alle gevolgen hiervan. Nu waren er diezelfde morgen twaalf stuks van een akker
gestolen en bij het passeren van de Broekerveiling hadden een paar tuinders de half-
verscholen exemplaren onder mijn oliejas gezien. Direct was toen de politie
gewaarschuwd met bovenvermeld gevolg. Na het dreigen met een proces verbaal
had ik de gehele situatie gemakkelijk kunnen uitleggen, maar door hun optreden en
omdat ze mij zelfs in bedekte termen van diefstal beschuldigden, heb ik dat expres
niet gedaan.
Nadat ik eerst de paling had afgeleverd en gewogen, werd er blijkbaar van mij
verwacht in de kantine van de vishandel verdere vragen aan te horen en een
eventueel proces verbaal te ondertekenen.
17