In het kader van de Groene Loper is al geld gereserveerd voor een overtoom bij de
maalvaardig gemaakte Twuyvermolen, zodat er een goede kans bestaat dat onze
(klein)kinderen eens een "kroes" van Langedijk via Sint Pancras naar Alkmaar
kunnen maken. Misschien zingen ze dan opnieuw het bijna vergeten kinderliedje,
waarvan de beginregels gebruikt zijn als titel van dit verhaal.
Ger Kalverdijk, Heiloo
voorz. St. C.O.O.G.
Bronnen:
Tijdschrift voor Industriële Archeologie no.39 (J. Kingma, 1991)
Arends: Duikers, stuwen en sluizen in Ned. (TU Delft, 1990)
J.J.Schilstra: Wie water deert (Wormerveer, z.j.)
E.W.Petrejus: Oude zeilschepen en hun modellen (Bussum, 1978)
Gasunie bl.80 t/m 83 (Elzevier, 25-2-1995)
Stadsarchief Alkmaar Inv.nr. 2265 (Reg. Archief Alkmaar)
Noordeloos en Morsink Sr.: Polder Grootslag (Streekarchief Hoorn)
DE HISTORIE VAN DE TERP TE SINT MAARTEN IN HET KORT
De eerste beschreven bewoning in Noord-Holland vond plaats in de Karolingische
tijd (700-900 na Chr een zeer bewogen tijd, waarin Rorik en zijn mannen in dit
gebied een belangrijke rol hebben gespeeld. (Vikingen in Noord-Holland, Jan
Besteman)
De Vikingen, die in deze tijd niet alleen plunderend hun rijkdom vergaarden, hebben
naar alle waarschijnlijkheid een bloeiende handelsrelatie gehad met de Friezen. De
Friezen beheersten een belangrijk deel van de handel in het Noordzeegebied.
In Noord-Holland breidde de bewoning gestaag uit. In deze periode ontstond een
regelmatig patroon van terpen, welke voor bewoning waren bestemd. Het opwerpen
van de terpen bood bescherming tegen de zee. De eerste beschrijvingen van de
huidige terp dateren van rond het jaar 800 a 900 na Chr. Uit de profileringen van de
terp en de aanpalende dijk blijkt de sterke relatie van de huidige terp met de dijk.
Deze "aftakking" van de Westfriese Omringdijk naar Valkkoog (de slaperdijk rond de
polder Burghorn) is in het dorp Hoge Buurt geheten.
J.K. Haalebos heeft vondsten beschreven (WFON 32, 1965), welke dateren uit de
Karolingische tijd. Na de rigoreuze sloop van de zogenaamde "peperbuskerk" in
1960 is bij het graven van een sleuf een stookplaats van veldkeien vrijgekomen.
Direct in de nabijheid van deze stookplaats zijn op dat moment enkele scherven van
kogelpoten en import-aardewerk gevonden, welke dateren uit de Karolingische tijd.
Daarnaast is men bij het graven van de sleuven gestuit op een tufstenen fundering.
Uit opmetingen heeft men geconstateerd dat het ging om een fundering, zoals die
gebruikelijk was bij de oprichting van Romaanse kapelletjes. Voor de voorganger van
het huidige kerkgebouwtje wordt het jaar 1642 overgeleverd. Na een inslag door
bliksem werd de laatgotische kerk in de vijftiger jaren van de 18e eeuw ontdaan van
zijn toren en tot overmaat van ramp werd, in dezelfde eeuw, bij de landing van de
Engelsen en de Russen (1799) de kerk grotendeels verwoest.
10