Zo'n horizontale resp. verticale as, waar de touwen, tegen de regen beschermd door
een afdakje, omheen gewonden waren, werd oorspronkelijk via twee spakenraderen,
aan weerszijden van de hellingen, met handkracht rondgedraaid. Door twee
huizenhoge wielen te maken, waarin men kon lopen (tredraderen), benutte men het
lichaamsgewicht en kon men veel zwaardere vrachten oversjorren. Om het karwei te
verlichten werden onderheide planken vloeren en daarop rollen of rails met
ondersteekkarren toegepast. In het Streekarchief van Hoorn vond ik nog enkele
tekeningen (blauwdrukken) uit het begin van deze eeuw.
Waar waren en zijn ze nog te vinden?
De genoemde foto van het Rad in de Bangert toont zo'n tredrad-overhaal; in het boek
"Polder Grootslag" wordt de geschiedenis ervan van 1566 tot 1861 beschreven.
Ook Avenhorn heeft zo'n soort overhaal gehad, als verbinding van de Beemster met
de Trekvaart naar Hoorn zoals een tekening van Corn. Pronk toont; deze overhaal is
later vervangen door een mechanische windas. Het verschijnsel, dat handkracht,
stoommachine, diesel en elektromotor elkaar successievelijk verdrongen, zag je bij
overtomen ook wel optreden. Maar bij de kleinere polderovertomen met weinig
hoogteverschil konden tuinders zich goedkoper en makkelijker met eigen kracht
bedienen. Dat verklaart o.a. ook vooral de toch trage opkomst van de kleine
schutsluis.
Bekende overhalen dichter bij huis waren de overtomen van Oudkarspel
voorganger van het Koogsluisje), Broek op Langedijk (een sleephelling ligt nog ten
noorden van de Twuyvermolen op de Broekerhornkade), Alkmaar (de Zes Wielen,
het betrof hier 3 overhalen met elk 2 wielen, die het verkeer van Langedijk via de
Hoornse Vaart naar Oudorp en de stad mogelijk maakten) en Schoorldam (waar nu
het sluisje van Geestmerambacht naar Noordhollands Kanaal ligt)
Annie Stierp van St. Coog maakte een transcriptie van de "Conditiën en voorwaarden
op de welcke burgemeestren en regeerders der stad Alkmaar willen besteden
maken en leggen van een nieuwe overtoom aan Jan Boyes ter plaatse daar
tegenwoordig de oude overtoom is leggende". Dit bestek uit ca. 1630 van de
overhaal tussen de net ingepolderde Schermer en Heerhugowaard beschrijft alle
materialen en werkzaamheden "op een duimpje" nauwkeurig. B.v. "het wiel zal
wezen 18 voet in 't rond, aan ieder wiel zullen wezen 4 armen, die aan het dikke eind
6 duim dik in het vierkant zullen zijn. Nog zullen in ieder wiel komen 8 spruiten van 5
duim dik, 4 sweerden breed 7 duim, dik 6 duim, lang naar de eis van het werk".
Er bestaan nog maar 3 overtomen in Nederland. Allereerst de in 1984
gerestaureerde elektrische "lift" van Broekerhaven met een capaciteit van 4 schuiten
per hijs, daterend uit 1923. Voorts de eenvoudige overtomen van Venhuizen en
Rijpwetering (Z.H.), waarvoor restauratieplannen deels zijn uitgevoerd.
Het zou aardig zijn als de 4e overtoom in het vaartraject van de Langedijk, langs St.
Pancras naar Alkmaar kan verrijzen. En dan liefst uitgevoerd in de vorm van een
tredrad-overhaal.
Ons platteland is vol raderen geweest
raderen voor het openen van de
schotten in de spuisluizen, raderen
voor de overhalen om uit en in de
polders op de boezem te kunnen
komen, raderen binnen en buiten de
molens om het water te brengen waar
de mens het wilde hebben en raderen
om de kap te draaien.
Zo zagen oude overhalen er uit.
8