VISSERIJ IN DE POLDER "GEESTMERAMBACHT"
Hier volgt een verhaalt over vissen en vissers in de vroegerenatte polder
'Geestmeramhacht
De nu tachtigjarige W. Siewertsen was vroeger zelf visser en schrijft dus uit eigen ervaring.
Uit zijn verhaal blijkt hij een vaardig scribent te zijn.
Zoals u op de kaart kunt zien bestreek de polder een gebied vanaf het Noord Hollands
Kanaal tot voorbij Langedijk, tot aan de Heerhugowaard en van. ruwweg, Alkmaar tot Sint Maarten.
In dit grote gebied was het voor vissers belangrijk dat in de streken rond Broek op Langedijk veel
water, en in de omgeving van b.v. het westen van Warmenhuizen en Enigenburg. minder water was.
Dit prachtige verhaal gaat niet alleen over het vissen en de vissers maar ook over de sociale
status die deze mensen in hun maatschappij innamen. Een kijkje in de "goede oude tijd".
Een altijd weer vertrouwd beeld in de polder waren de beroepsvissers. Ze maakten deel uit van
de vissersvereniging 'Geestmerambacht', die werd opgericht op 24 februari 1905. Het bestuur bestond
uit de heren Jb. Van Lyen, voorzitter, E. Vlug, secretaris, J. Hessing, penningmeester, met als
bestuursleden C. Kieft en Henk de Vet.
Iedereen kon zich opgeven als lid en in de beginfase waren er dat velen, al was het alleen maar
om te kunnen vissen met dobbers (klossen hout waaraan een lange lijn met aas.) Meestal werden er
hiervan in de avonduren zo'n 100 tot 150 stuks in verschillende sloten uitgelegd met variabele
tussenruimten, 's Morgens vroeg werden ze dan weer binnengehaald, hetgeen natuurlijk altijd een
nieuwsgierige bezigheid was met heel vaak een ingecalculeerd resultaat: koude handen. In de vroege
ochtenduren was namelijk de watertemperatuur vooral in de maanden maart en april, de beste tijd om
deze kleinschalige visserij uit te oefenen, zeer laag.
In de jaren 1913-1914 telde de vereniging 82 leden welke allen min of meer aan de visserij deelnamen.
Sommigen hadden er in die jaren nog een akkertje bij, enkelen hielden op hun erf een paar honderd
eenden. Weer anderen moesten in de tijd dat er niet gevist mocht worden, de zogenaamde 'gesloten
tijd', van 15 maart tot en met 31 mei - niet van toepassing op de dobbers - op de één of andere manier
aan de kost zien te komen.
4