Voor in de dors en dan weer tegen de opkamer met kelder aan de stalling voor 3 paarden door
middel van een houten schot afgesloten van de dors.
Voor in de woonkamer en achter in het achterom waren schoorstenen gebouwd. De
achterschoorsteen was vrij groot met een mogelijkheid om vlees te roken. Verder werd deze
schoorsteen gebruikt voor het stoken van het water voor de kaasmakerij; water voor de was en het was
ook de enige kookgelegenheid. In de zomer was het daarachter zeer gerieflijk wanneer de korte regel
werd omgebouwd tot zomerwoning ofwel het staltje zoals het werd genoemd. In de winter was het toch
wel erg bewerkelijk om steeds van voor naar achter te moeten.
Naast de schoorsteen achter was er aan de ene kant nog een bedstede en aan de andere kant een
kast.
Achter op de lange regel was een regenbak met daarnaast een vrij diepe put van ongeveer acht
meter waaruit grondwater werd opgepompt voor het vee.
Voor de leefwijze en de bedrijfsvoering van toen was dit een zeer praktische en goede indeling
van de beschikbare ruimte. Een oppervlakte van 20 bij 20 meter waarin een zeker voor die tijd goede
woning; een stalling voor bijna 30 stuks vee; voldoende opslagruimte voor hooi en stro en de
aanwezigheid van water, dit alles vlak bij elkaar en onder alle weersomstandigheden bereikbaar.
De eerste veranderingen kwamen in het laatst van de jaren dertig met de aanleg van
automatische drinkbakjes voor De koeien. De pomp had afgedaan omdat vooral de kwaliteit van het
water soms veel te wensen over liet. De grote veranderingen begonnen toch wel in de tweede
wereldoorlog. Door de scheurplicht van grasland en de verplichte veeleveringen kwam er ruimte in de
stallen en konden de voorste 4 standen worden gemist. Hierin werd toen een keuken gebouwd. De
stook- en kookplaats achter was nu overbodig en het betekende een grote verbetering. Slaapkamers op
de zolder boven het woongedeelte maakte dat de bedstedes konden worden omgebouwd tot kastruimte
en in de alkoof kwam een douche met toilet. Binnenshuis, wat een weelde!
Met de wederopbouw na de oorlog begon ook de bedrijfsvoering weer op gang te komen en de
hele ontwikkeling ging naar intensiever grondgebruik en productieverhoging en dus meer vee,
waardoor er meer stalruimte nodig was.
De korte regel en de zoutkamer moesten plaats maken voor 8 koestanden en in de hooiberging
aan de lange kant werden 4 extra grote koestanden gemaakt. Stalling voor jongvee werd gevonden in de
hooiberg naast de schoorsteen en met 4 standen in de paardenstal was het mogelijk om 32 melkkoeien
onder te brengen in de stolp met 6 stuks jongvee. In de boet achter de stolp werd plaatsgemaakt voor
ander jongvee en de paarden. Het inkuilen van gras maakte dat de hoeveelheid hooi per dier afnam
zodat de verkleinde bergruimte toch voldoende was.
Zo is de stolp bijzonder functioneel gebleven tot 1969. Het vroeg wel veel en zwaar handwerk
en de mogelijkheden voor aanpassingen ten behoeve van een moderne werkwijze en bedrijfsvoering
waren er eigenlijk niet meer. Toen de ruilverkaveling kwam en vrijwel gelijktijdig de ontwikkelingen
naar moderne ligboxenstallen en melksystemen heeft de oude stolp zijn agrarische bestemming verloren
en staat hij nu voortaan als historisch monument en is het een stille getuige van hoe het eens was.
Jan Kraakman
EERSTE HELFT MEI
OPEN DAGEN
BIJ
BEN BUTER OP KERKBUURT
PUBLICATIE IN KRANTEN VOLGT
22