ariHM
ONDERZOEK
Het is alweer een aantal maanden geleden dat we een aantal mensen, de meeste van hen van
wat oudere leeftijd, een brief met een aantal vragen overhandigden. Hen werd gevraagd of ze deze
vragen wilden beantwoorden. Daarna hebben we de antwoorden opgehaald.
De grote bereidwilligheid om mee te werken was opmerkelijk, we kregen geen enkele
afwijzing. Sterker nog, in veel gevallen waren de antwoorden niet alleen op de formulieren geschreven
maar op losse vellen werden hele verhalen ingeleverd. Verhalen over 'vroeger'.
Het was ons natuurlijk juist om de grote verscheidenheid van antwoorden te doen: er werd
gevraagd naar de namen van ouders en grootouders; wanneer deze gestorven waren; waar en wanneer
de beantwoorder geboren was; welk onderwijs; welk beroep; wat er in hun jeugd aan ontspanning
gedaan werd. Ook boodschappen halen en bij welke kruideniers was een onderwerp, evenals religie.
Echtparen werd gevraagd waar ze elkaar hadden leren kennen en tot slot vroegen we wat op de persoon
in kwestie in haar/zijn jonge jaren een grote indruk had gemaakt.
Niet alle antwoorden lenen zich om hier in 'Zicht op Harencarspel' uitvoerig behandeld te
worden, maar we gaan er op een goede manier toch een begin mee maken. Namen zullen niet genoemd
worden, maar lezende voort zullen de briefschrijvers hun eigen antwoorden wel kunnen herkennen.
Beginnend met de vraag naar onderwijs vallen een paar dingen op. In Warmenhuizen had men
b.v. tot 1925 één school, een openbare school, zowel voor jongens als meisjes en open voor ieder
geloof. Daarna kwam de scheiding in Openbaar en Bijzonder Onderwijs. Deze scheiding heeft op veel
beantwoorders een diepe indruk nagelaten.
Verder wist het merendeel van de gevraagden nog precies wie hun onderwijzers of
onderwijzeressen waren. Het doet wat vreemd aan dat we tegenwoordig steeds maar lezen over
klassenverkleining terwijl het in de jaren dertig heel normaal was als één onderwijzer twee klassen in
een lokaal onderwijs gaf. Er heerste strenge discipline in de klas, anders kon het niet goed gaan.
De meeste antwoorden gingen ongeveer als volgt: "Ik heb lager onderwijs genoten met daarna
een aantal jaren tuinbouw avondonderwijs". Er moest gewerkt en liefst nog wat verdiend worden,
maar als het kon toch graag ook nog wat bijgeleerd worden. Uit de brieven komt de indruk naar voren
dat de hoofdonderwijzers Koot en Donia zich daar sterk voor maakten. Zij gaven naast hun gewone
lessen overdag in de avonduren les, de z.g. tuinbouwcursussen.
Een mevrouw die kraamhulp was had het 'vak' van haar zus en moeder geleerd. Veel meisjes
hebben na hun lagere school de opleiding aan de zogenaamde naaischool van de zusters Ursulinen
gevolgd. Een schrijfster: "Zij waren niet makkelijk, en wij misschien ook niet, maar van wat we daar
leerden heb ik alleen maar plezier gehad.
En dan ineens zit er iemand tussen die na de lagere school doorgaat naar het internaat in
Medemblik om daar voornamelijk buitenlandse talen te leren en vandaar doorstoomt naar de
Landbouw Hoge School in Wageningen. Een witte raaf tussen de andere met bijna uitsluiten L.O. en
avondstudie. Een enkeling ging naar de ambachtsschool en moest zich daarna nog jarenlang na het
werk weer naar die ambachtsschool begeven om zich verder in de theoretische kennis en het tekenen te
bekwamen.
Een ondervraagde werd na zijn schooltijd landarbeider maar hielp als het nodig was bij de
plaatselijke aannemer. Toch ging hij ook 5 jaar naar de avondschool.
Over het algemeen kunnen we zeggen, met natuurlijk het nodige voorbehoud voor de
uitzonderingen, dat iedereen zoveel mogelijk de lagere school doorliep en daarna zo gauw als het maar
enigszins mogelijk was in het arbeidsproces werd betrokken, hetzij thuis of als werknemer. Bijna altijd
in de tuinbouw omdat dat nu eenmaal naast het boerenbedrijf het hoofdbestanddeel van de
werkgelegenheid in onze gemeenten uitmaakte.
De kermissen in onze gemeente zijn alom bekend en er wordt vaak beweerd dat daar vroeger
de meeste mensen elkaar leerden kennen om na de verloving later te trouwen. Zo ging dat en zo hoorde
dat.
13