Veel boeren bezaten wel een "koeboek, waarin zij wel eens lazen", maar er daadwerkelijk naar
handelen als de nood aan de "koe" kwam, deed niemand. De verloskundigen wisten een verkeerd
liggend kalf, vaak met bovenmenselijke inspanning, meestal wel weer in de natuurlijke houding in de
geboorteweg te brengen. Met hun geheel ontblote arm, ingevet met raapolie, diep weggeduwd in de
koe, verrichtten zij hun zware arbeid op de schemerdonkere stallen. Zij slaagden er over 't algemeen
wel in, het kalf en of de koe te behouden, ook bij een stuitligging.
Was een kalf mismaakt of te groot om de geboorteweg te kunnen passeren, dan moest het kalf
verkleind worden, of zoals het in de gebruikelijke term gezegd werd, het moest afgevild worden.
Hiervoor waren messen, spatels en een zaagje aan lange metalen stelen nodig, die door de
plaatselijke smeden werden gemaakt. Bekend hierom waren de smid Heman van Warmenhuizen en Den
Hartog van St. Maartensbrug. Door gebrek aan kennis zullen vroeger net als bij de mensen, bij de
geboorte vele sterfgevallen zijn voorgekomen onder het vee, zowel van de koeien als van kalfjes.
Aan het naar beneden brengen van dat hoge sterftecijfer heeft Jan Pronk, aan het eind van de
vorige eeuw een groot aandeel gehad. In 1898 werd een boekje uitgegeven, bestemd voor de boeren,
waaruit zij konden leren, hoe men het moederdier en het kalf bij de verlossing behulpzaam kon zijn en
om bij moeilijke geboorten in ieder geval het leven van de koe te redden. Door de Vereniging tot
ontwikkeling van de landbouw in Hollands Noorderkwartier werd toen een prijsvraag uitgeschreven
om een beknopte handleiding samen te stellen. Daaruit zouden de boeren leren, hoe zij zelf zouden
kunnen handelen bij de verlossing van het rundvee met bijzondere ligging van het kalf. Hierop kwamen
drie reacties binnen, die echter geen van alle voor een prijs in aanmerking kwamen. Na de gestelde
inzendingstermijn werd nog een vierde geschriftje ingezonden, dat was ondertekend met J.P.
Warmenhuizen. Door de juryleden werd bepaald, dat slechts het werkje van deze heer Warmenhuizen
aan de gestelde eis van de prijsvraag voldeed. Hij zou ook zeker de prijs hebben ontvangen als zijn
geschriftje op tijd was binnengekomen. Het bestuur onder voorzitterschap van J. Koopman en
secretaris W. Teengs te Winkel, besloot in februari 1900 het werkje wel uit te geven om het aan de
veehouders aan te bevelen.
Onder het pseudoniem J.P. Warmenhuizen van het boekje ging niemand minder dan de
veehouder Jan Pronk schuil. Deze Jan Pronk, evenals later zijn zoon Theeuwis (geboren op 26 maart
1891 en in 1983 op 92 jarige leeftijd overleden) waren tijdens hun leven al legendarische mensen.
Theeuwis Jnz. Pronk (werkzaam tussen 1916-1946) kreeg van een twintigtal boeren zelfs een
diploma, ter gelegenheid van het vele werk dat hij gedurende 30 jaren voor hen gedaan had in de
veeverloskunde. De boeren ondertekenden allen het diploma. De uitgestrektheid van zijn werkterrein
blijkt uit hun woonplaatsen.
Het waren:
- C.P. Vader, J. De Groot, P. Mosch, N. Pronk (de Blaauwe) en Jb. Swan Jbzn. van
Warmenhuizen,
- M. de Boer uit Oudkarspel,
- K. de Vet uit Schoorldam,
- P. Lammertschaag uit Koedijk,
P. Zomerdijk van Enigenburg,
- Jn. Baas van Kalverdijk,
J. Jonker uit Krabbendam,
Jac. Swaan uit Heerhugowaard,
J. v.d. Oord en P. Bakker te Schoorl,
- J. Strijbis van Dirkshorn en verder A. Brak, L. Poland en anderen.
Als blijk van waardering voor het vele en uitputtende werk, dat altijd werd voorafgegaan en
besloten met eenzame en veelal barre fietstochten door het 's nachts stikdonkere Geestmerambacht,
kreeg Theeuwis een Fiatje 500. Zijn fiets kon hij eindelijk aan de wilgen hangen.
10