HET OUDE HUIS
DE LANGE BAAN deel 3
Samen met broer Piet ging ik in de vakantie logeren bij opa en oma Meester. Wij gingen daar lopend heen, opa en oma
woonden in het Waarland. Moeder gaf ons een potje vet mee en zei dat we dat om de beurt moesten dragen. Het was
die dag erg warm en het vet begon te smelten. Moeder had het vet afgedekt met dik bruin papier en dat begon al aardig
vet te worden. Midden op de Ambachtsdijk gingen Piet en ik in het gras zitten om wat uit te rusten. Piet en ik waren
loom van het warme weer. We vroegen ons af of het vet niet helemaal zou smelten. We waren nog niet eens
halverwege. Gelukkig kwam er een man aan met paard en wagen, die had het zeker met ons te doen want hij vroeg
waar wij heen gingen.
Piet en ik mochten mee rijden, want hij ging ook naar het Waarland. Wat boften wij, het potje met vet plaatste de man
in een lege kist, wij mochten in de wagen zitten. De man kon ons niet blijer maken, hij zette ons af bij een houten brug,
wat nu een stenen brug is. De man bleek de groenteboer te zijn. Oma kende hem heel goed en zei dat hij een goede man
was. Nou dat hadden wij ondervonden, dus geloofden wij dat graag. Voor buurvrouw Spaansen ging ik vaak een
boodschap halen bij het winkeltje van ma Kok. Dan kreeg ik een cent en een snoepje en altijd als ik wegging zei ze" je
bent een beste meid hoor!" aan dat gezegde kreeg ik een hekel, maar ik nam het maar voor hef. Voor één cent en een
snoepje deed ik het blij, de cent ging in mijn spaarpot. Ik wist precies hoeveel daarin zat. Toen ik mijn 52e cent erin
deed hoorde ik dat hij leeg was en vroeg aan moeder wie dat gedaan had. Ze zei: "Ja kind, dat heb ik gedaan, ik moest
iemand betalen en ik had geld tekort. Maar je krijgt het terug hoor!". Voor mij was het een grote teleurstelling dat mijn
geld weg was, maar ik had er vrede mee omdat moeder gered was.
Op een dag kreeg ik van buurvrouw Spaansen een snee brood met iets roods erop. Ze wilde dat ik de boterham bij
haar op at, en lekker dat ik het vond!Ik had het nog nooit gezien, laat staan geproefd. Vroeger lag er niets uitgestald
in de winkels en er was ook geen koeling, ik had voor eerst rookvlees gegeten.
Ma Kok was ongetrouwd en zij beheerde alleen het winkeltje. Helaas werd ze ziek en vroeg ze aan moeder of ze haar
wilde helpen met een paar kleine klusjes die ze voor het dagmeisje niet wilde weten. Dan zij ze steeds: "Marijtje ik zal
het goed met je maken hoor!" Maar daar bleef het bij, totdat ma Kok naar het ziekenhuis moest. Moeder merkte dat ze
er vreselijk tegenop zag, haar broer moest komen om het een en ander te regelen maar hij had niets aan haar gemerkt.
De volgende dag bleef alles gesloten en na onderzoek vonden ze haar in de waterbak. De mensen die bij haar in het
krijt stonden kregen allemaal een rekening, maar moeder niet. Het was doorgehaald in het boek, ma Kok had haar
belofte gehouden.
Daarna kwam buurvrouw van Straten in het winkeltje, zij had haar man verloren aan de Spaanse griep. Als je vroeger
alleen voor je gezin moest zorgen was je slecht af, je kreeg maar heel weinig ondersteuning. Het winkeltje was toch
nog weer een bron van inkomsten voor haar. Helaas overleed buurvrouw aan een ernstige ziekte op 12 september
1926, acht jaar na haar man. Haar kinderen waren wezen geworden, mijn hele leven heb ik niet meer zo'n droevig
sterfgeval meegemaakt. Het was een lieve vrouw, ik zag hoeveel verdriet de kinderen hadden en ik kreeg het er zelf ook
te kwaad mee.
Wanneer iemand overleden was gingen alle buurtbewoners drie avonden achter elkaar rozenkrans bidden. Omdat er
toen nog geen aula was, lagen de mensen thuis opgebaard. Als de familie klein behuisd was lag je buiten op je knieën.
De deuren stonden open zodat je evengoed de voorbidder kon horen.
(wordt vervolgd)
26