VEEL SNEEUW OP OUDJAAR VEEL HOOI IN 'T NIEUWE JAAR Jan Heman, vele oudere Schoorlaars, Warmenhuizenaren en Tuitjenhorners zullen hem gekend hebben, met zijn lange haren, bijeen gehouden door een diadeem. Hij was, wat het uiterlijk betreft, een 'nozem', lang haar voor 'langharig tuig' van de zestiger jaren geboren was. Toen na de eerste wereldoorlog de pony en later zelfs de jongenskop voor de meisjes in de mode kwam, liet Jan z'n haar groeien. Hij meende: "als jullie het kort knippen, laat ik het lang worden". In een kranteartikel stond eens een reportage over Jan Heman, waar de verslaggever vroeg waarom hij zulk lang haar droeg, vertelde hij "Als het regent loopt bij jullie de regen in je kraag en bij mij er overheen". Om er bij het smidswerk geen last van te hebben, kwam hij op het idee er een haarband om te doen. later maakte hij dus een geslagen brons-koperen diadeem. En dan nog zijn schoeisel, sokken droeg Jan nooit, 's winters blote voeten in hoge werkschoenen en 's zomers op gympies. Zo ken de iedereen hem. Ofschoon hij dus wel degelijk naar de meisjes keek, is hij nooit getrouwd. Hij bleef blijkbaar liever vrijgezel. In de latere jaren, toen zijn ouders gestorven waren, kookte hij voor zichzelf of scharrelde bij zijn "klanten" wel een kostje op en dat wilde hij zo lang mogelijk blijven doen. Toen vrienden en familie merkten dat voor zichzelf zorgen slecht ging, werd er in Westerkimme, te Schoorl alvast een plaatsje voor hem gereserveerd. Vanaf 1 september 1973 betaalde hij ervoor, maar wilde zijn zelfstandigheid niet prijs geven, maar door een val van de trap moest hij vanaf 13 juni 1976 toch door anderen verzorgd worden. Toen hij tenslotte verpleegd moest worden placht hij te zeggen: "Ja, jullie zitten nu aan mij te frunniken, maar pas op als ik aan jullie kom". Toen hij op het laatst zich zelf niet meer kon scheren, ging hij toch maar met de mode mee. Een aantal ideeën van Jan Heman zijn later door de industriële ontwikkeling achterhaald t.w. trekkers, boormachines, industriële verwerking van groenten en zaden enz. In de Zijper-polder en het Geestmerambacht waren vroeger vele kleine perceeltjes land- en tuinbouwgrond. Om ze beter te kunnen gebruiken hadden ze elk eigenlijk een eigen waterpeil nodig. Voor deze akkertjes bouwde Jan Heman in die jaren voor en na de tweede wereldoorlog tientallen kleine ijzeren watermolentjes. Aan Twee concentrische ijzeren ringen monteerde hij vier, vijf of zes wieken. Op de manier van een "aanbrengertje" door een vleugels, erachter aan gebracht, kon zo'n molentje zelf op wind kruien. Om de beweging van de draaiende wieken over te brengen gebruikte hij het differentieel van een auto, waar hij natuurlijk een stuk af zaagde. Het draaien van de wieken werd op de as overgebracht die in een ijzeren buis door schuingeplaatste schoepen het water omhoog stuwden of door een vijzel in een goot. Zo'n molentje kon een hoogte verschil van een halve tot een hele meter overbruggen. Ze waren weinig kostbaar. De stormramp van 1953 heeft er een aantal omgewaaid. Tegen zulk geweld waren ze niet bestand. Ik, Willem Heman Jz. ging al jongen 's winters, als er ijs in de sloten lag, vaak met Ome Jan mee op de prikslee de molens in de polder inspecteren en repareren. Tenslotte heeft de ruilverkaveling een groot aantal overbodig gemaakt. Ze hebben verscheidene jaren hun dienst gedaan en Jan Heman, de vindingrijke zelfdoener heeft er zeker plezier aan gehad. (Dit naar aanleiding van een stukje van W.F. Koeman te Schoorl) Willem Heman jz. 25

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 1997 | | pagina 33