DE SCHUITENMAKERIJ VAN SCHOORLDAM. Je zou kunnen zeggen dat er in 375 jaar weinig is veranderd. In 1623 kreeg Pieter Janszoon vergunning voor het oprichten van een schuitenmakershelling die er nog steeds is en nog altijd op dezelfde plek. We hebben het dan over de scheepswerf in Schoorldam. De lezers van ons blad zullen hem wel weten te vinden, wie komend vanaf Alkmaar over de N9 voor de stoplichten staat ziet altijd de boten aan de overzijde van het kanaal, pal bij het mooie ophaalbruggetje. Aan de overkant, langs de Westffiese omringdijk is meer te zien. Het haventje; met nu wat overwinteraars, de loods waar weer een nieuw schip wordt gebouwd, jachten op de helling voor onderhoud of reparatie. Ze zijn er maar wat trots op, de huidige eigenaars, de fam. Kuijper. We schrijven 1623, geen "Noord Hollands kanaal" maar "De Rekere". Het riviertje was bij Krabbendam afgedamt van "de Zijpe" maar had een open verbinding met de zee bij Petten. Scheepvaart vanaf de zee naar het achterland was daar dus mogelijk en dat maakte Schoorldam, toen al, tot een goede lokatie voor een scheepswerf, zoiets moet althans Pieter Janszoon hebben gedacht. Wind was de enige motor om de scheepjes voort te bewegen behalve dan de mens als de god van de wind Aeolus het afliet weten. Alle mogelijke schuiten bouwen en repareren maar ook alles wat daarbij komt kijken als masten, zeilen en touw zal het werk van Pieter Janszoon zijn geweest. Hoe zo'n bedrijf er in 1623 uitzag weten we niet maar erg groot zal het verschil met de scheepswerfjes, zoals die tot zo'n slordige 350 jaar later in onze dorpen nog volop in bedrijf waren, niet zijn ge weest. De schuitenmakerij bleef, maar de eigenaren volgden zich op, zoals in 1711 toen Grietje Willems en de met haar achtergebleven kinderen van Claes Sivertsz, de schuitenmaker van Schoorldam, voor de schout en schepenen van Warmenhuizen verschenen om de schuitenmakerij en alles wat daarbij hoorde te verkopen aan Hendrik Claesz, schuitenmaker uit Oudorp. En ook in 1721 toen Hendrik Schuitenmaker zijn naam eer aan deed en de werf overnam. In 1780 is IJsbrand Bruyn scheepsbouwer in Schoorldam en hij bouwt in 1792 een "seslasten Damschuit met luyken", lang 37 voet en wijdt 9lA voet. lang 12 m, en breed 9 m). In het bijgaande stuk ziet u wat het schip heeft gekost. In die jaren bestond er al een geregelde veerdienst tussen Warmenhuizen en Alkmaar zoals we kunnen lezen in een brief van de vroedschap uit 1783. Daarin werden regels gesteld waar de beurtschipper aan moest voldoen, de brief spreekt voor zich. Vanaf 1850 komt de werf in handen van de familie Vlam. Het is wel zeer waarschijnlijk maar niet zeker of dat een nazaat is van de eerder genoemde Pieter Comelis. Tot 1928 waren de Vlammen eigenaar en bouwden zij houten pramen, later de eerste ijzeren schepen en de eerste motorvrachtschepen. I? III. 245: Bet schip met de witte roef was genaamd "Met nieuwe moed". Groot 22 ton, met 12 pk. motor. Nieuw gebouwd in 1913 i.o.v. de heer Mester te Obdam op de werf van Vlam te Schoorldam. Het schip werd in 1924 verlengd tot 31 ton en gaat via van Bergen in Worm veer onder de naam Emanuel naar Verburg, Noord-Scharwoude en wordt Volharding II. Op de voorgrond de palingschuit van Dil uit Akerslootthana recreatieschip In 1623 werd er vergunning verleend aan Pieter Jans zoon voor een schuitenmakerij aan de Rekere. Een zeer oud bedrijf dus.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 1997 | | pagina 19