Voor de bemaling worden twee hoogmalende achtkantige watermolens gebouwd10. Om het water in de ringsloot te kunnen lozen moeten de molens het water in twee trappen acht voet omhoog brengen11. Na het droogvallen van het Woudmeer blijkt dat er 138 morgen cultuurland en 92 morgen rietland zijn gewonnen. Dit is enigzins een tegenvaller. Daar komt nog bij dat ook de kwaliteit van het gewonnen cultuurland te wensen overlaat. Om de vruchtbaarheid te bevorderen laten de bedijkers mest opbrengen. Het land is echter alleen bruikbaar als weiland, want ondanks de aanwezigheid van twee watermolens blijft het polderpeil aan de hoge kant13. De laatste stap in het bedijkingsproces is het graven van de poldersloten. Er ontstaan zodoende 46 kavels van drie morgen elk. In 1637 gaan de bedijkers een overeenkomst aan waarbij ze de 138 morgen onderling verdelen. De rietlanden blijven gemeenschappelijk bezit. De raadsheer De Wael ontvangt 6 morgen, Frank van der Burch, burgemeester van Delft, 6 morgen, Adriaen Claesz. van der Graef 19 morgen, Abraham Davidsz. van der Meije 18 morgen, Jacob Sasbout 18 morgen, Outger Luytsz. 7 morgen, Jan Cornelisz. Outdorp 6 morgen, Havick Adriaansz. 6 morgen en Jan Maertensz. uit Alkmaar 1 morgen14. De heren zijn echter iets te royaal geweest, ze hebben 6 morgen teveel toebedeeld. Ze komen overeen dat enkelen wat van de toegewezen grond moeten afstaan waarvoor ze een geldelijke compensatie ontvangen. Erg profijtelijk is de hele onderneming voor de bedijkers niet geweest. Tegenover 138 morgen gewonnen cultuurland staan hoge onkosten. De aankoopsom van 330 gulden per morgen water, de betaling aan de Heer Hugo Waardpolder, de bouw van twee molens, het opbrengen van de mest en de beperkte bruikbaarheid van de grond. Al met al een zware last voor 138 morgen. Voor het regelen van de polderzaken wordt een bestuur ingesteld, bestaande uit een dijkgraaf, drie molenmeesters, zes hoofdingelanden en een secretaris/penningmeester. Tot de bevoegdheden van het bestuur behoren ook het recht van keur, het houden van schouw en het vaststellen van de rekening. Voor de overige aangelegenheden blijven de bewoners van de polder Woudmeer vallen onder de jurisdictie van de Heer van Harencarspel. In de nu volgende periode, vanaf de droogmaking tot in het begin van de 19e eeuw, is het de polder de Woudmeer en zijn bewoners in econo misch opzicht niet voor de wind gegaan. In de bewaard gebleven archieven van de regionale en andere besturen wordt keer op keer de slechte economische toestand van de polder Woudmeer beschreven Al bij de eerste verlenging van het octrooi in 1647 verzoekt het polderbestuur om ruimere vrijstellingen. Dezelfde ruime vrijstellingen die ook gelden voor de polders Witsmeer of De Woudmeer en zijn omgeving, naar een in 1916 herziene kaart van 1877. Ter oriëntatie: Schagerwaard, Bleekmeer en de west-oost lopende Z.utweg (1) en de Voorbui spol der (2). Schaapsku 1 lniCC r De daarna volgende verlengingen van het octrooi in de 17e en 18e eeuw geven steeds hetzelfde beeld te zien. Vooral de 18e eeuw is een moeilijke tijd. Zo zal ook de polder Woudmeer niet gespaard zijn gebleven voor de in Holland in 1713 de kop opstekende veepest. Veel boeren vervallen hierdoor tot armoede en verlaten hun landerijen. Rond 1750 is de huuropbrengst van de grond ongeveer 8 gulden per morgen, hetgeen gelijk is aan de jaarlijkse polderlasten16. 11 itmfn't

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 1997 | | pagina 13