Elk jaar in augustus kwam de dorsmachine, getrokken door paarden, het graan dorsen uit de hele omtrek. De machine stond op een stuk land van Willem Strooper, net over de eerste kakcle brug. Dat was dicht bij ons huis Dan werden de bedden leeg geschud in de sloot, want met een jaar waren de doppen vergaan tot kaf en stof en lagen wij op de planken. Wij gingen vroeg het bed uit want de beddezakken moesten eerst nog gewassen worden. Dat gmg nog met de hand en moest op een dag gebeuren. Wij gingen alle dagen heen en wisten precies wanneer haver werd gedorst. Havcrdoppen waren het sterkst om op te slapen. Na zo'n drukke dag sliepen we weer prinsheerlijk op een schoon en vers bed. En het rook nog lekker ook! Niet alleen wij maar ook kinderen van grote gezmnen kwamen hun beddezakken vullen en wij hielpen elkaar. Van de graanbocren mochten wij op hun land de graanstoppels uit de grond trekken, die legden wij te drogen. Op onze klompen sloegen w ij de grond eraf en namen ze mee voor de Koninginnestook. Ook gingen de buurtkinderen en ik de huizen langs. De mensen stelden wij steeds dezelfde vraag. Heb jt nog wat \oor de beikening (soort Koninginnestook) of een cent peterolie?" Wij kochten er dan wel geen peterolie voor maar snoep. Verder kregen we oud papier, takkenbossen, hout karton van oude dozen etc. Met de veijaardag \an koningin Wilhelmina op 31 augustus gingen wij in optocht naar een plek waar wij mochten stoken. Daar bouwden wij dan een soort feestje. Overal buiten de dorpen zag je 's avonds vuurtjes branden. Altijd ging er wel een buurman mee die toezicht hield. Wanneer we thuis kwamen stonken we een uur in de wind van de rook maar dat mocht de pret niet drukken. Met dit soort vermaak brachten wij de vakantie door. Als de financiën het toelieten ging moeder met ons naar het klimduin in Schoorl. Wij moesten een half uur lopen naar het spoortje in Warmenhuizen, maar in het vooruitzicht dat we met het spoortje mee mochten vonden we die wandeling niet erg. Met het spoortje mee was een ware belevenis voor ons. Een keer in de zomer kwam de ijscoman uit Koedijk. Als wij de bel hoorden lieten we ons spelletje in de steek en renden we naar huis. We kregen dan twee cent voor een ijsje. Zo arm als moeder het had. ze wilde ons die lekkernij niet onthouden. Zondags kregen wij één cent, daar kochten wij meestal drop voor. Daar maakten wij dropwater van, we schudden net zo lang met de fles tot het water lekker zwart zag. Dan had je heel wat voor die éne cent. We proefden met de buurtkinderen van elkaar wie het lekkerste dropwatcr had. De kennis in Tuitjenhom en Kalverdijk was voor ons ook een groot vermaak. Op zondag kregen wij een kwartje, op maandag een dubbeltje en op dinsdag weer een kwartje. Op de kermis keek ik als eerste uit naar mijn nichtje Betje Stroet die een jaar of acht negen ouder was dan ik. Ze mocht me niet ontgaan want ik kreeg altijd een dubbeltje van haar. Zo ging ik rijk en blij de kermis op. Daar stond ook een man met een draairad met verschillende soorten snoep erop. Ook lag er een plak ontbijtkoek, dat had ik nog nooit geproefd, dat leek me zo lekker en ik waagde er twee cent aan. Net toen die man niet keek hield ik mijn vinger voor de pijl waar de koek lag. Ik heb het niet eens lekker opgegeten. Het was niet eerlijk dus ik kreeg gewetensbezwaar. Pastoor schoot in de lach toen ik het eerlijk biechtte, hij vond het zeker grappig. Ik dacht, heb ik daar nou zo over in gezeten! Door de week liepen we altijd op klompen. Wanneer ze een beetje waren versleten sloeg vader er stukken van een oude fietsband onder. Dat vonden wij lang geen pretje want de klompen werden zo zwaar als lood. Maar het spaarde weer een nieuw paar klompen uit. Alle schoolkinderen en ik gingen onder leiding van een meester lopend naar Warmenhuizen. Daar kwam bisschop Gallier ons vormen, gelijk met de kinderen van het dorp Warmenhuizen. Nadat ik gevormd was kon ik mijn plaats niet meer vinden. De kerk was propvol, ik liep achter in de kerk rond te dwalen. De ordebewaker zag mij en duwde me weer naar voren, weer ging ik de kerk rond totdat ik onze klas zag zitten. Volgende keer komen de laatste schooljaren aan de orde en begint langzaamaan het harde leven voor mevr. Mulder. 19 a

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 1997 | | pagina 21