Het orgel van de kerk is nog te zien in het Rijksmuseum te Amsterdam. Ik heb gehoord dat de klok naar de conservcnfabrick van Verburg te Langcdijk is gebracht. De klok lag daar achter op het terrein. In de herfst van 1918 brak de Spaanse griep over heel Europa uit. Miljoenen mensen heeft dat het leven gekost, de scholen waren overal gesloten. Mijn zusje Afie was ook een van de velen. Wij lagen allemaal ziek op bed behalve vader en mijn broertje Cor. Mijn zusje hoorde dat buurman van Straaten overleden was en zei tegen moeder, waar ze naast lag, "wij gaan ook dood". Enkele dagen later was ze weg. nog maar acht en een halfjaar oud, het was 19 november 1918 en daags voor moeders veijaardag. Ik mocht mijn bed uit om mijn zusje te zien die in de kist lag. Ik was nog maar vier jaar. die aanblik is mij altijd bijgebleven. Ik was vijf jaar oud en kwam voor het eerst in de Rooms Katholieke kerk van Tuitjenhorn. Het was op een zondagmiddag, ik verveelde me en vroeg aan moeder wat ik kon doen. "Ga maar naar de kerk, daar is werk", dat zei ze ook wel eens tegen anderen maar ze bedoelde het niet letterlijk, het was meer een gezegde. Maar ik vatte het serieus op en stapte in m'n eentje naar de kerk. Het was een kwartier lopen en ik was nog nooit eerder in die kerk geweest. Als je zes jaar oud was, wasje verplicht om iedere zondag naar de kerk te gaan. In de kerk w aren de eerste klassers aan het oefenen voor de eerste Heilige Communie. De juffrouw vroeg of ik ook bi j de groep hoorde maar ik haalde mijn schouders op. Wist ik veel wat ze bedoelde. Ze plaatste mij in een bank en ik keek verwonderd de kerk rond, zo veel moois had ik nog nooit gezien. Steeds meer mensen kwamen de kerk binnen, het orgel begon te spelen en verbaasd bleef ik zitten. De Vespers (een godsdienstige bijeenkomst) was begonnen. Later ging de klinkzak rond en ik zag dat alle mensen daar geld in deden. Ik had niets en dacht "zou dat moeten??" Ik loste het op door te doen alsof. Aan de glimlach van de man merkte ik dat hij het wel door had. ik had wel onder de bank willen kruipen van schaamte. Ik ging voor het eerst naar school toen ik zes jaar was. Een kleuterschool kwam jaren later pas op Tuitjenhorn in het patronaatsgebouw nu AHOJ. In de eerste klas kwam ik naast Anna van der Stoop te zitten. Anna was uit Eenigenburg verhuisd naar Kerkbuurt en woonde daar nog maar kort. Wij werden vriendinnen voor het leven, helaas is zij op 62 jarige leeftijd overleden. Op vijf november 1920 verloor ik m'n tweede zusje Afie. Afie was geboren op 6 juni 1920, ze was vijf maanden oud toen ze stierf. 's Middags kreeg ze de stuipen, de dokter kwam en Afie mocht alleen water hebben waar rijst in gekookt was. 's Avonds om elf uur maakte Bet mij wakker om te zeggen dat Afie overleden was. Ik begon te huilen en was erg verdrietig, nog zie ik mijn vader en Bertus Pancras gaan die het kistje onder zijn ami droeg. Vader en Bertus gingen lopend naar het kerkhof in Tuitjenhorn waar Afie in alle stilte werd begraven, zelfs moeder ging niet mee omdat ze het erg in haar mg had. Op 21 januari 1923 werd de derde Afie geboren. De buren vonden moeder niet wijs. want voor de derde maal zou ze ook wel weer haar dochter verliezen. Moeder liet ze praten en hechtte niet aan bijgeloof, mijn zus Afie leeft gelukkig nog steeds, ze is negen jaar jonger dan ik. Toen ik zeven jaar was werd ik klein aangenomen (Eerste Heilige Communie). Ik weet nog heel goed dat ik een roze jurk aan had met een bovenstukje. De rok was er aan gerimpeld en afgezet met een bloemenbandje. Ook had ik hoge zwarte knoopjesschoenen aan. Ondanks dat moeder het gekregen had van tante Rika vond ik mezelf heel mooi in deze kleren. 's Middags werden alle aannemelingen uitgenodigd bij de hoofdonderwijzer, meester Blad. Wij kregen daar een kop chocolademelk en een Jodekoek, dat was voor mij een traktatie. Zo deed de familie Blad dat elk jaar terwijl ze zelf niet eens katholiek waren. Wij waren altijd netjes gekleed, behalve dat wij kleren kregen van tante Rika (een zuster van vader) kregen wij ook kleren en schoenen van dokter Groenhart uit Dirkshom. Dat mocht geen mens weten want Dirkshom was uitgesproken Protestant en kleren geven aan Katholieken dat was uit den boze, dat namen de mensen vroeger niet. Dokter Groenhart was een beste dokter, men heeft in de verkaveling een weg naar hem vernoemd. Wanneer wij naar de dokter moesten in Dirkshom ging er altijd wel een vriend of vriendin mee, over het Postenpad dwars door de akkers. We moesten dan vier kakele bruggen over en zeker acht loopplanken met een stok als leuning er langs zodat je niet in het water viel. Soms waren die planken glad van de vette modder, we gooiden dan eerst onze klompen naar de overkant en gingen op kousevoeten de plank over, zo konden we niet uitglijden. 16

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 1997 | | pagina 18