HERINNERINGEN AAN HET LEVEN IN WARMENHUIZEN IN DE PERIODE TUSSEN DE BEIDE WERELDOORLOGEN. Toen wij in november 1920 in Warmenhuizen kwamen wonen ontdekte ik. tot mijn grote verbazing als 3-jarige. dat de muren van de huizen helemaalt niet warm aanvoelden. Al gauw daarna sloeg de Spaanse griep toe en hele gezinnen kwamen in bed te liggen. Vermoedelijk was dit een nasleep van de pandemie van 1918. een wereldwijde epidemie, die een enorm aantal slachtoffers heeft geëist. De oorzaak was veelal een gecompliceerde longonsteking, waartegen destijds nog geen kruid was gewassen. De slechte lichamelijke conditie, door de voedseltekorten als gevolg van de Eerste Wereldoorlog, speelde daarbij in geheel West-Europa waarschijnlijk ook een grote rol. Behalve longonsteking was b.v. tyfus (een besmettelijke darmziekte) een levensbedreigende aandoening. Deze ontstond door het gebrek aan hygiënische voorzieningen zoals b.v. schoon water. Om wat verlichting te brengen voor de ernstig zieken, die in levensgevaar verkeerden door de langaanhoudende koortsen, werd de straat voor het huis bedekt met een laag stro. Het geratel van de wagenwielen werd op die manier sterk gedempt. Onze buurman, de bakker, kwam door zo'n tyfusbesmetting te overlijden. Dat maakte op mij een niet te vergeten indruk; de laag stro voor de bakkerij, de gesloten gordijnen, het vermijden van elke stemverheffing in huis. het dragen van de kist als burenplicht en het binnen moeten blijven tijdens de begrafenis waren dramati sche ervaringen voor jonge kinderen. Auto's waren in die tijd vrijwel onbekend, zodat ook de straat een veilig speelterrein voor de jeugd was. Alleen als door een strenge winter het transport van kool naar de veiling niet meer via de sloten kon plaatsvinden, werden paard-en-wagens in grote getalen gebruikt. De gehele dag door ratelden ze over de straat en voor ons jongens was dat een prachtgelegenheid om. hangende aan de achterkant van de volle en in de laadruimte van de lege wagens, te pendelen door het dorp. Een opwindende gebeurtenis in die periode was het verbranden van de molen op 14-3-1927. die aan het einde van het Molenlaantje, even buiten de Oostwal naast een boerderij stond. Vlak voor het instorten zouden de wieken nog kort gedraaid hebben; dit was. naar men vertelde, typisch het einde van elke molen die door brand werd verwoest. In de jaren twintig moet ook de waterleiding aangelegd zijn. Ik zie nog de stapels buizen die in de sleuven gelegd moesten worden en waar de schooljongens doorheen kropen. Ook de kookpoten waarin het lood gesmolten werd en de vele vreemde arbeidskrachten die. behalve voor hun kookpotten en buizen, ook een bijzondere belangstelling voor de dorpsschonen aan de dag legden. Warmenhuizen is toen een aantal knappe dochters kwijt geraakt en dit kon vaak niet de goedkeuring wegdragen van de jonge kerels ter plaatse. Maar ja. dan hadden ze maar wat harder achter die meisjes aan moeten lopen en wat minder aan de bar moeten hangen. De besten gaan nu eenmaal het eerst eruit. De beide seksen hadden dus wel een uiteenlopende kijk op alles wat met de komst van de waterleiding te maken had. Verder herinner ik mij uit die periode de schuit van de familie Hartland. die gedurende de gehele winter in de buurt van de "wup" lag. schuin tegenover de kruidenierswinkel van Piet Pastoor. Dat schip was volgeladen met turf. wat in de winter uitgevent werd. Hartland woonde met vrouw en kinderen aan boord en de kinderen gingen in Warmenhuizen naar school. Eerst was dat de school van meester Konijnenburg aan de Stationsstraat. Ik zat daar in de tweede klas naast Jan Kemper, de latere pater missionaris. Ook herinner ik mij Arie de Nijs. Met deze vriendjes ging ik af en toe op bezoek in de Krankhoorn. Onze juf Keesenberg was een lief mens naar mij is bijgebleven; later hadden w e juf Tates en tenslotte juf Biesterbos. In de derde klas verdwenen wij naar de nieuwe Openbare Lagere School van meester Donia. (Oud Wulpendorp) Dat was in zekere zin een betreurenswaardige ontw ikkeling. Plotseling werden jonge kinderen uit elkaar gehaald en in verschillende kampen ingedeeld. Het resultaat was dat prompt de "Noord" met de "Zuid" aan het vechten sloeg. 17

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 1996 | | pagina 19