l t De capaciteit was 7Vz pk. wateruitslag vijzel 16 m3 per minuut en als er wind was maalde de molen 40 - 50 m3 per minuut. Maar helaas er was aldoor wat. Het polderbestuur had het soms druk met de stoommachines. Een stoomketel gaat lang niet zo lang mee als een windmolen. Vaak hadden ze last van ketelsteenvorming in de pijpen van de ketel en het onderhoud hiervan was erg duur. In 1906 werd de stoomketel al vervangen. Daar kwam nog bij dat de molenaar wel goed met de molen overweg kon. maar die moderne machine was verschrikkelijk! Dag en nacht kolen scheppen, water vullen, stoomdruk bijhouden, je raakte dagen niet naar bed Dus moest er hulp komen. Dit gebeurde dan door ingelanden. Mijn broers hebben ook wel geholpen. Het was vaak nood en technisch spannend werk. Ik vond het een mooi gezicht, vooral het vliegwiel en de vijzel Het bestuur en de ingelanden vonden alles maar duur worden. Het bleef duur, want in februari 1926 kwam er een groots plan, alles moest weg en er zou een nieuw elektrisch gemaal komen. De polder is dan 222 ha. groot. De mooie molen werd in 1929 gesloopt. Deze bemaling was een S K A. motor van 25 pk. direct met koppeling op een verticale centrifugaal pomp en zuigbuis. Wel was er jarenlan drie uur per dag spertijd waarin niet gemalen mocht worden. Alleen bij nood. dus hoog water, mocht ik hele dagen draaien. Dit was inderdaad heel gemakkelijk en mijn vrouw kon het werk ook best doen. Ik ging dan 'krozen'. Het volgende dat kwam opdoemen was de grote ruilverkaveling van de polder Woudmeer in 1960- 1961 en de verplaatsing van het gemaal naar de Zutweg bij de wipbrug naar de Speketer polder. Dit leverde een betere woning op in vergelijking met de oude plek op de dijk waar in 1926 van het stoomgemaalgebouw een woning gemaakt was. Wij woonden er prachtig op der ruimte, maar 600 meter van de vaste weg (een grindweg met paardenpadje). Dit nieuwe gemaal was een 4 cilinder MAN diesel met tandwielkast overbren ging op een verticale schroefpomp Dit dieselgemaal draaide wel prachtig bij 2000 toeren per minuut, maar door het hoge toerental was er natuurlijk ook meer slijtage. In 1987 was de Diesel af na 20.298 draaiuren in 26 jaar. De opperv lakte van de polder veranderde nogal in de loop der tijden: In 1854 was dit 203 bunder. 88 roeden en 59 ellen In 1900 was de opp. 212.5 ha. In 1928 was de opp. 213.35 ha. (zomerpeil 2.24 -A P.) In 1961 was de opp 328 ha. Door de ruilverkaveling kwamen de Koetenburg en de Voorhuispolder er bij. maar 10 ha. gingen er af voor het Zuigmeer dat dus buiten de polder kwam. Het was Ringslootpeil. of. heel deftig: 'Raaksmaat en Niedorper Koggeboezem', gem -40 tot -60 N.A.P. Tevens kwam in 1980 de grote herindeling van de waterschappen in Noord-Holland tot stand De polder Woudmeer werd onderdeel van het Groot Geestmerambacht. Nu blijft nog de vraag over hoe een achtkant bmnenkruier werkt. De vier wieken van 26 meter vlucht zitten aan de gegoten ijzeren bovenas vast. zo dicht mogelijk bij de kap (zie tek.4). De ijzeren as draait voor en achter op of half in steen. Tevens zit midden aan de as het zware bovenwiel met kammen die de lange konmgsspil door middel van de bov enbonkelaar of bovenschijfloop. aandrijft. In de kap zit de krui-innchting met kruirad en takelblok Deze zijn met krammen in de vaste kruivloer bevestigd. Op het achtkant kan de hele kap draaien, de koningsspil blijft precies in het midden. Ook de vang hangt in de kap. door middel van vangstok en vangtouw kan men de molen loszetten en 'v angen', stoppen. Dit werkt als een trommelrem. Om het bovenwiel zit een metalen band en met enige ruimt 1 cm) zitten de halve maanstukken van hard hout aan de vang vast. Op het eind zit een zware steen in de bak naar beneden en het geheel klemt de rem. de halvemaansstukken, zeer sterk om het bovenwiel Dus de koningsspil draait beneden het scheprad rond (zie tek. 3). net als boven, maar hier onder. De onderbonkelaar of onderschijfloop pakt het grote onderwiel waaraan het scheprad vast zit. Dit scheprad is meestal omsloten door een kast. want als de molen flink draait spat het erg. Het scheprad zien wij (getekend op 1) nogmaals, nu van opzij. In een grote binnenkruier is de overbrenging op de vijzel (getekend op 5). Dit is ook heel precies werk, de helling is 30 meestal heeft de V. O f&tVKWX'Cë/ KRui WfcRK BROEK

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 1996 | | pagina 17