Mm Industrieel erfgoed Wind - Stoom - Motor - Diesel - Elektriciteit voor polderbemaling door de jaren heen Er werd mij gevraagd of ik wat kon opschrijven over bemalingswerktuigen van polders. Dat trof goed. want ik heb er zelf lang in gewerkt, als machinist van de polder Woudmeer in de jaren 1947 - 1987 kan ik er wel van meepraten. Je moet dan eigenlijk bij het begin beginnen. Zo midden in de 16e eeuw lag West Friesland, dus ook onze omgeving, half onder en half boven water (eb en vloed), met af en toe grote stormvloeden en doorbraken van dijken. Het woord staat er al. dijken daar begon het inpolderen mee. Een ringvaart werd gebaggerd, gegraven en gebruikt voor ringdijkaanleg. Dan het water uithalen, dit gebeurde met windmolens. In die eerste jaren van droogmakerijen werden de windmolens ook verder ontwikkeld tot goede maalwerktuigen. alles gemaakt van hout en riet. Het scheprad was het eerste en goede opvoerwerktuig (zie tek. 1). In 1595 waren er al 20 polders drooggemalen met een of meer molens (trapbemaling). Op 1 maart 1635 was de polder Woudmeer drooggemalen met 2 hoogmalende achtkantige molens in twee trappen van elk 8 voet om hoog. De molen die het laagst stond werd de ondermolen genoemd en de bovenmolen maalde het water in de ringsloot. Onze boerderij stond precies op de plaats van de ondermolen, wat ons niet bekend was toen we daar kwamen wonen. Wij kwamen in 1923 uit Heerhugowaard in de Woudmeer. De bovenmolen stond er nog, deze werd in zijn werk gesteund door een stoomgemaal. De molenaar was toen Leen van Thiel. Hij gebruikte een tweehonderd meter lang akker tje in de polder, dit was vroeger een dijk (zie tek. 2). Een polderbestuur met voorzitter, dijkgraaf, secretaris en bestuursleden, deze laatsten boerentuinders arbeiders, regelden de polderzaken. Een timmerman J.Levendig en later C.Dam uit Dirkshorn. keek de molen af en toe na. rond 1840 was en dit Dus de Woudmeer begon met twee schepradmolens die al draaibaar waren op de wind. kap met wieken was draaibaar, op de windrichting. Het scheprad werkte het water ruim een meter omhoog. Maar het kon toch nog beter. De 'Vijzel' bracht uitkomst. Deze bracht het water tot 3 meter omhoog. Dit was voor de grote diepe meren een uitkomst, zoals bijvoorbeeld de Heerhugowaard. de Beemster en de Schermer. Tussen 1813 en 1850 verdween de ondermolen in de Woudmeer door de uitvinding van de vijzel. De bovenmolen werd 'vervij- zeld' zoals dat werd genoemd. Nog was alles niet naar wens, na regenval zijn er vaak windstille dagen en al inklinking van de grond, dus vaak stond het water erg hoog. En in 1799 is de Woudmeer, tijdens de strijd tussen de Frans Bataafse troepen enerzijds en de Engels-Russische troepen die vanuit het noorden kwamen nog 'dras' gezet een voet onder water). De uitvinding van de stoommachine bracht uitkomst voor de windstille dagen. Veel polders begonnen met stoommachines te malen. In 1877 gebeurde dit ook in de Woudmeer. Dit was een hele aanschaf en de heffing per hectare ging dan ook flink omhoog. Het was een prachtige machine met een groot vliegwiel, een nieuwe lange vijzel, een grote stoomketel, een opslag voor de kolen en naast het machinegebouw de hoge schoorsteen. De brandstofprijzen waren toen als volgt: Gezeefde Hollandse steenkool f 0.85 per hl; Engelse stoomkolen f 0,80 per hl.; vlamkolen f 0.73 per hl. De kolen werden franco bij het gemaal afgeleverd met 150 hl. tegelijk. a-r EP

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 1996 | | pagina 16