"trekhond" noemen. Ook toen zal er best met smeergeld of andere omkoopmiddelen gewerkt zijn. De wet bepaalde dat maximaal 3 honden voor de kar en 2 honden onder de kar mochten lopen. Ook waren er voorschriften voor de grootte van de hond, belading van de kar en er mocht maximaal 1 persoon per kar vervoerd worden. Dus als taxi kon hij niet gebruikt worden. Een goedgekeurde hondekar kreeg een wit nummerbord met naam en woonplaats van de eigenaar plus het nummer van inschrijving. Het is echter bekend dat vooral op het platteland de trekhondenwet massaal werd overtreden. In 1927 werd de wet aanzienlijk aangescherpt. Meerijden op de kar werd verboden, men moest voedsel voor de hond meenemen en het aantal kilogrammen dat vervoerd mocht worden werd drastisch verlaagd. Velen stapten toen over op transportfiets of paard en wagen, ook al omdat de controle op de hondekarren veel scherper werd. Na de oorlog '40 - '45 waren er nog maar weinig trekhonden over. Toen in 1962 de wet op de dierenbescherming in werking trad was het helemaal gedaan met de hond als lastdier. Er kwam toen officieel een verbod om de hond als trek- of lastdier te gebruiken. Van een dankbetuiging van de honden zelf is nooit iets vernomen. De zeer weinige eigenaren die in 1962 nog een hondekar bezaten hebben zich mokkend en in stilte bij de wet neergelegd. Behalve S.Asjes (zie foto) had ook P.Schoen van de Ruigeweg een hondekar, dit was zelfs een tweespan. Hij had de naam "gistkladder", misschien omdat hij o.a. ook gist verkocht. Wie tegenwoordig nog een hondekar wil zien, moet naar een museum, gewone honden zijn er genoeg. De trekhond van vroeger had het meestal niet zo goed, datzelfde was meestal het geval met zijn baas, maar de honden van nu kijken ons meestal ook niet zo vrolijk aan, en dit nog wel zonder kar. Gegevens en informatie o.a: R.de Weyer: Dieren als werknemers Cees van den Berg Matte De leste toit houw ik me bezeg met stoele matte. Hoe kom ik deer nouw an, nouw dat zat zo. Der was bai ons in t bejaarde huis weer ik werk 'n vrouwtje, die un stoel had weervan 't vlechtwerk kepot was en die vroeg an moin, weet joi nag iemend die zuks make ken. Nou wist ik dat Jan Pool, 'n wat ouwere man in Skagen 't welders deed. Ik het 't ien en aar regelt voor 't vrouwtje, maar toen ik 't stoeltje trug halde docht ik dat loikt me nou wel leuk werk, zouw ik dat kenne lere? Ik op 'n eivend nei Pool toe, en die wou ut me best lere. Hai was er zelf bloid mee, want zo zoidenie, ik heb gien opvolgers, en ik skiet al wat of. 't Zou noseluk weze as 't beroep verloren ging, want 'er zoin er bar woinig die ut nag kenne. Zelf deed ie 't al van z'n achtste jaar of, want thuis moste ze vroeger allegaar wat mee verdienne. Nouw most ik eerst 'n raamwerkie make met romdom gaatjes, en deer most 't op leert worre. Ik ien keer in de week nei m'n leermeister toe en 't ging zommaar pittug. Maar ja op 'n eivend was 't spuitje klaar en toe most ik 'r an gelouve, de eerste stoel most mat worre. Den komt 'r nag wel 'n praatje baai, met ronde hoeke, gerende zaaikante en 'n holle regleuning, allegaar van dat amparte spul. Maar onder z'n bekwame loiding lukte ut allegaar vrai pittug. 't Leek dat ik net op toid weest was, want Pool kon 't allegaar niet meer zo bekoike en zoide er mee te stoppen. De mense die nag bai 'm kwame verwees ie deur nei moin. Dat zodoende zat ik al gouw volop in stoele van allerloi model. Ok voor demonstrasies van ouwe ambachte wiste ze me al gouw te vinde. Zo zat ik in de Broeker voiling, op de braderie in Callensoug en 5

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 1995 | | pagina 7