Men verklaart de naam aldus: schaer, schoor=strand of oever, het tweede deel lo betekent
"bos".
De naam "Scoronlo" komt in 868 voor in het goederenregister van de St.Maartenskerk te
Utrecht
Er is ook een vermelding van een stenen sluis in de "Rekere", met houten deuren.(1679) Later
werd dit vervangen door een houten brug.
Schoorldam heeft gedeeltelijk behoort tot de Vrye Heerlyckheyt Warmenhuysen. Aan de kant
van Schoorl gelegen was het gedeeltelijk van Warmenhuizen en Schoorl.
Schoorldam aan de Schoorlse zijde was ook een Schependom van Schoorl, wat nog te zien is in
het wapen op de Schoorlse vlag namelijk 1 van de 8 merletten. Schoorl had 8 van die Schepen-
dommen, ook wel "buurten" genoemd. Een Schependom werd bestuurd door Schepenen, en het
waren meestal de rijkste van zo'n buurtje die er voor werden gekozen. Ze werden benoemd voor
een periode van 1 jaar. Een Schepen was, wat later een wethouder werd genoemd.
Naar de kerk ging men naar Schoorl of, via het Schoorldammerpad naar Warmenhuizen. Dit
pad is beschreven in periodiek no.3
Geraadpleegde literatuur:
Diverse W.F.O.N.
Cultuur Historische Vereniging "Scoronlo"
Dr.G.Karsten; Noordhollandse Plaatsnamen
Sam Schipper
Oude jaarmarkten
Markten zijn er in velerlei soorten. Je hebt de gewone wekelijkse markten,op sommige plaatsen
zelfs dagelijks. Je hebt bloemen-, antiek-, boeken-, poppen- en kunstmarkten. Dan zijn er nog de
Zwarte, de kofferbak, vlooien- en jaarmarkten en laat ik vooral de veemarkten niet vergeten. De
Schagerpaasvee markt en de Alkmaarse en Hoornse lappendagen zijn nog altijd druk bezochte
jaarmarkten.
Net als vroeger komen de meeste bezoekers ook nu nog uit omliggende dorpen, want de
plattelanders trokken altijd al massaal naar de oude jaarmarkten om er te handelen, zich te
vermaken en om er oude bekenden te ontmoeten. Sommigen gunden zich in het voorjaar en zomer
niet de tijd om te komen, omdat de werkzaamheden op de boerderijen hen volledig opslokten.
Maar in het najaar liet men niet gauw verstek gaan. Een belangrijk deel van de markt was
ingericht voor de verkoop van paarden, rundvee en schapen, die al vroeg in de morgen werden
aangevoerd. Marktbezoekers lieten hun handen keurend langs koeielijven glijden en grepen in de
wollige vacht van schapen om te voelen hoe de dieren in het vlees zaten.
Op de oude jaarmarkten was ook een grote plaats ingeruimd voor tientallen kramen, waar men
van alles kon vinden wat men thuis of op de boerderij nodig had.
Touwslagers hadden paardestrengen, zeels, halsters en hoorntouwen uitgestald. Bij de timmerlui
kon men terecht voor varkensbakken, voederkuipen, spekkuipen en kruiwagens. Er waren
handelaren in ijzerwaren die zeisen, zichten en hakselmessen te koop aanboden.
De vrouwen konden te kust en te keur gaan bij de lapjeskoopman die zijn stoffen breed had
uitgestald. Kwakzalvers verkochten wonderlijke brouwsels, pillen en zalfjes tegen eczeem,
eksterogen of andere kwalen. De brillenkoopman leverde brillen uit voorraad, je moest alleen even
proberen door welke bril je het beste zag.
Aan de grotere jaarmarkten waren meestal ook kermissen verbonden, met overbekende attracties
die altijd weer publiek trokken: de kop van Jut, ballententen, luchtschommels, schiettenten en
draaimolens. Men betaalde grif zijn goede geld om een vrouw van driehonderd pond of een kalf
met twee koppen te mogen zien of om zich in een schemerig tentje de toekomst te laten voorspel
len.
Verder kon men bewonderend kijken naar de kunsten van goochelaars, boeienkoningen en
17