bleven eigendom van de Orde, en bij het overlijden van de ridder moest het halssnoer binnen 3
maanden aan de Orde terug bezorgd worden. Vanaf 1516 mochten de ridders, de toch wel kostbare
gouden ketting, vervangen door een eenvoudig lint waaraan de gouden lamsvacht hing.
Philips de Goede ontleende het Gulden Vlies aan de mythe van Jason en de Argonauten, zoals
Philips hij het verhaal kende door de Romein
se schrijver Ovidius. Hij koos het als voor
beeld voor de Orde. Philips beschouwde de
Argonauten als de allereerste ridders en het
Gulden Vlies van Colchis als het symbool. De
vonken die uit de vuurstenen spatten en even
eens de halsketting sieren, herinnerden aan de
vlammen die de draken en wilde stieren uit
spuwden bij het bewaken van het lam van
Colchis.
Philips de Goede en zijn opvolgers heersten
over uitgebreide gebieden en het aantal ridders
in de Orde was beperkt. De Orde symboliseer
de de banden van trouw die het politieke spel
beheerste. In dat geheel waren Holland en
Zeeland niet meer dan nietige en kleine gebie
den. De adel uit deze gebieden telde dan ook
nauwelijks mee onder de groten van het rijk.
Slechts enkelen van hen vonden in de Orde
een plaats. Vanuit dit perspectief gezien is het
belang en de invloed van de heren van Eg-
mond op de regerende vorsten af te meten.
In 1478 tijdens de 13e Kapittel in Brugge
werd als eerste Willem IV, Heer van Egmond
(1412-1483) in de Orde van het Gulden Vlies
opgenomen.
In 1491 tijdens het 15e Kapittel in Mechelen
werd zijn zoon Jan III ook genoemd "Manke
Jan", de eerste Graaf van Egmond (1438-
1516), Gulden Vlies ridder.
Diens zoon Jan, de tweede Graaf van Egmond (1499-1528), werd eveneens benoemd in de Orde
van het Gulden Vlies en wel tijdens het 18e Kapittel in Brussel.
Hierop volgt tijdens het 21e Kapittel in Utrecht in 1546 de benoeming van Lamoraal (1522-1568),
Prins van Gavere en Graaf van Egmond.
Lamoraal, Graaf van Egmond en tevens Heer van o.a. Warmenhuizen en Harenkarspel was niet de
laatste uit dit Graven geslacht die opgenomen werd in de Orde van het Gulden Vlies. Ook zijn
zoons, werden Vliesridder. Dit waren:
Philips (1559-1590) in 1586.
Karei (1568-1620) in 1599.
Gezien de geschiedenis der Nederlanden en van Egmond zelf, is het nogal ironisch dat tegelijk met
Lamoraal in 1546 Fernando Alvarez de Toledo de 3e hertog van Alva (1508-1580) werd
opgenomen in deze Orde. In 1568 zou het deze Alva zijn dit het bevel tot de onthoofding van
Egmond zou geven.
In 1556, dit is dan 10 jaar later dan Lamoraal, werd tijdens het 22e Kapittel in Antwerpen Willem
van Nassau, Prins van Oranje (1533-1584), benoemd tot Ridder van het Gulden Vlies.
De benoeming tot Ridder in de Orde van het Gulden Vlies was niet alleen een erezaak, maar voor
het landsbelang was het ook belangrijk. Het bestuur van de Nederlanden werd door Keizer Karei
zoveel mogelijk tot een eenheid gebracht. Er werden 3 raden ingesteld die de landvoogd moesten
adviseren:
De Raad van Staten:
7
Lamoraal, graaf van Egmond (1522-1568); J. Houbraken