Prence haren Janne van Avennis, Grave van Hene ghouwen alsoe dat hi mach ordineren na sinen wille ende taxeren die emenden ende beteringhen van diere voerseider misdaet, ende up ons sette pine (straf) in pennighen, in ghoede, in dienste, in onder da nichede, ende in allen anderen manieren na sinen wille. Ende wi Vriesen voerseid beloven voer ons ende voer onse nacomelinghe up al onse ghoet, dat wi hebben ende hier na winnen sullen, dat wi des voerseid haren Jan van Avennis segghen vaste ende ghestade houden sullen sonder eenich wedersegghen ende kennen ende verbinden ons bi desen brieve, ware dat sake dat wi of onse nacomelinghe tieghens zijn segghen immermeer iet deden in allen of in eenighen pointen, dat wi verhort hadden lief ende ghoet tieghens onzen rechten Heere den Grave van Hollant die nu is of hier na wesen sal ende renuncieren ende scelden quite aire helpen die van rechte, van vriheden, van eyden, van voerwarden ende alrehande helpen die ons helpen mochten tieghens dit voerseide segghen. Ende omdat wi willen dat alle dese sake orkondelic zi ende vaste ende ghestade bliven, soe hebbe wi desen brief beseghelt met onzen vier Lantseghelen, met Houtwoudingher Ambocht, met Drechtingher Ambocht, met Nedorpingher Ambocht, ende met Gheestmanner Ambocht seghele, daer wi alle onse ghemeene saken mede pleghen te beseghelen. Ghegheven int jaer ons Heeren M.CC.neghentich ende neghene (1299) des saterdaghes na Aire Heilighen daghe. Uit latere oorkonden uit 1310 en 1319 blijkt dat voor de graven van Holland en de heren van West-Friesland, het Geestmerambacht ophield bij aan Langedijk. De plaatsen van het Geestme- rambacht die aan de Heer van West-Friesland belastingen moesten betalen zoals; vronescout, tijns en tiende waren onder anderen; Valkencoech, 't Nuwelant (St.Maarten), en Enigheburgh. Warmenhuizen en het oude Harenkarspel waren aan de Van Egmonts te leen gegeven. 1'.' Een verklaring van het hiernaast afgebeelde zegel van Langedijk aan een oorkonde van 19 december 1319 is als volgt. Het is van VJv, bruin geschilderde groene was, en het heeft een doorsnee van 5,3 cm. Op de rand staat; sigillum civium de Vronlegeist", wat betekent dat het een zegel is van de buren van Vronlegeist l (St.Pancras). Op het zegel staat een adelaar met een zwaard. De adelaar in deze staat voor het Duitse Rijk, waarvan het graafscchap Holland deel uit maakte. De West-Friezen hebben met dit symbool hun deel daarvan willen aantonen. Het is wel raar dat bij deze oorkonde geen Landzegel is gebruikt, Vrone was geen Ambacht de rand bewijst dit. Er is wel een zwaard en dat betekent, dat Vronlegeist een "kog- 'V ge" was van het Geestmerambacht. Wel is het vreemd dat de oorkonden uit 1299, 1310 en 1319 bezegelt zijn met "liet zegel van Vrone, terwijl deze plaats platgebrand was in 1297 en hun goederen verbeurd verklaard waren. Het vierde van de ambachten van West-Friesland wordt in de oorkonde van 1299 Gheestmanner- ambacht genoemd, en in latere oorkonden Langhedicke. Het vreemde hiervan is, dat Langhedicke maar een gedeelte was van het grote Geestmerambacht. Geestmerambacht was in 1299 al niet meer in bezit van een Land-zegel en waarschijnlijk Langedijk als 'kogge" ook niet, maar dat van Vrone gebruikte en bleef gebruiken ter herinnering aan het verleden van voor 1299. Sam Schipper. Bron: P.Noordeloos/(.Algemeen Rijksarchief Den Haag, oorkonden en landzegels 5

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 1995 | | pagina 7