nogal wat pijn en vaak kreeg de patiënt ook een weinig koorts, de arm bleef een paar dagen opgezwollen maar was dan weer genezen. Ook Maarten wilde deze operatie ondergaan. Voor hem gold nog een bijzondere reden, met het kruis op zijn arm had hij een onbetwistbaar bewijs dat hij in Jeruzalem was geweest en dat hij dus zijn weddenschap had gewonnen. Als herinnering en getuigschrift van zijn volbrachte bedevaart kreeg hij van de Abt ook nog een brief mee, die luidt: "Wij geven te kennen en getuigen hoe in de Heilige stad Jeruzalem is gekomen de eerzame en vrome man genaamd Maarten Pieter Adriaanszoon Weel, inwoner van Harenkarspel, zoals te verstaan geeft zijn in de heerlijkheid Harenkarspel afgegeven getuigschrift. Eerbiedig en Godsvruchtig bezocht hij alle eerbiedwaardige plaatsen van ons Heilige land. Wij hebben dit aan voornoemde Maarten Weel tot waar getuigschrift van zijn devotie en pelgrima- tie gegeven, het bekrachtigd en bevestigd en het authentiek gemaakt door ons zegel en onze handtekening. (Het zegel toont onder de voetwassing en boven de hemel met de heiligen.) Voorzien van dit getuigschrift en het Jeruzalemkruis op zijn arm vertrok Maarten, terug richting Harenkarspel. (Ook over zijn reis terug is een verhaal te vertellen maar dan wordt het een boekwerk) Van 16 op 17 oktober overnachtte Maarten in Warmenhuizen, daags erna rond het middaguur sloot Maarten zijn oude moeder in zijn armen. 's avond in herberg"de Hoop" werd hij met gemengde gevoelens van bewondering en spijt ontvangen. Alle mensen die niet met de weddenschap hadden meegedaan verheugden zich over zijn thuiskomst. De wedders keken lelijk op hun neus, zij moesten nu het dubbele teruggeven van wat zij dachten dat reeds hun eigendom was. In de herberg van Kerkbuurt heeft hij nog vele spannende verhalen verteld over zijn reis. Zondagmorgen zat Maarten weer gewoon in de kerk-statie in Tuitjenhorn. Trijnie Sijbelhuizen lachte hem toe en bloosde, zo bar lelijk is ze toch ook weer niet dacht Maarten. Ik gaan vaneivend maar es te vraaie, 't moet raar gaan wil ik een blauw kroige. En den...eh...oh ja, dat is ok weer un aar verhaal. Jozef Mooij Czn. 17-10-1995 Boeken over onze regio 1 Het leven en werken van de familie van Jan de Wit (1822-1918): J.G. Jonker 1995, De Coogh, Bergen. Geboren vertellers zijn er helaas nog maar weinig, daarom moeten we zuinig zijn op hun talenten. Vaak geven zij een waardevolle aanvulling aan de geschiedschrijving en laten de gebeurtenissen uit het verleden leven. Mensen die uren per dag voor de televisie zitten zullen niet snel het idee hebben dat ze iets missen, ze worden toch dagelijks op de hoogte gehouden van 'belangrijke gebeurtenissen? Mondelinge overlevering dreigt in 'onze' tijd met Internet en satelietschotels te verdwijnen, de verteller moet zijn mond houden. Jan Jonker uit Sint Maarten, sinds kort woonachtig in het bejaardentehuis in Dirkshorn, is zo'n geboren verteller. Dat hij dit talent niet van een vreemde heeft laat hij zien in bovengenoemd boekje dat vooral handelt over zijn moeder, Neeltje Jonker-de Wit (1844-1976). 'Belangrijk' is zijn boekje niet, boeiend is het wel. Te vaak denken wij dat we zoveel weten over de geschiedenis uit de laatste honderd jaar daarbij vaak de verschillen met onze dagelijkse beslommeringen uit het oog verliezend. Het verhaal van Neeltje de Wit geeft de lezer een inzicht in de gewone dingen uit het leven in het eind van de vorige en het begin van deze eeuw. Een enkele keer is er een schim uit een verder verleden, zoals de grootvader van sluiswachter 26

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 1995 | | pagina 28